Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden
“De faillietverklaring [oefent] op bestaande wederkerige overeenkomsten niet de minste invloed uit; de verbintenissen van de gefailleerde en diens mede-contractant worden er niet door gewijzigd.” Zo valt te lezen in de memorie van toelichting op artikel 37 van de Faillissementswet.
De Hoge Raad heeft deze regel sterk genuanceerd in zijn beroemde Nebula-arrest van 3 november 2006. Dit arrest wordt in de faillissementspraktijk regelmatig als kapstok gebruikt voor het adagium ‘de curator mag wanpresteren’. In het Nebula-arrest oordeelde de Hoge Raad dat de geciteerde regel uit de memorie van toelichting nog niet betekent dat de schuldeiser van een duurovereenkomst wiens wederpartij failliet wordt verklaard, de rechten uit die overeenkomst kan blijven uitoefenen alsof er geen faillissement was. Zou dat wel worden toegestaan, aldus de Hoge Raad, dan zou dat ertoe leiden dat het beginsel van gelijkheid van schuldeisers op onaanvaardbare wijze zou worden doorbroken.
In het Nebula-arrest ging het om een economisch eigenaar (B) die het recht had om een pand te gebruiken waarvan Nebula (A) juridisch eigenaar was. A ging failliet en de curator wilde dat B het pand zou verlaten. Dat wilde hij ook ten aanzien van de huurders C aan wie B na de faillietverklaring van A huurrechten had verschaft. De Hoge Raad overwoog:
‘Anders dan het hof heeft overwogen, bracht het faillissement van de juridische eigenaar Nebula van het pand mee dat de economische eigenaar [B] niet langer meer haar gebruiksrecht met betrekking tot het pand, dat berust op de economische eigendom daarvan, kon tegenwerpen aan de curator van Nebula. Hieruit volgt dat [B] ook niet door een overeenkomst met derden, [C], aan dezen een huurrecht kon verschaffen dat aan de curator van Nebula kan worden tegengeworpen. De omstandigheid dat het gebruiksrecht van [B] met betrekking tot het pand op zichzelf niet werd geraakt door het faillissement van Nebula, brengt hierin geen wijziging (…).’
De Hoge Raad vond dus, anders dan het gerechtshof had geoordeeld, dat de huurders C het pand moesten verlaten omdat anders de gelijkheid van de schuldeisers van A op onaanvaardbare wijze zou worden doorbroken. Een vraag die het Nebula-arrest onbeantwoord liet, was of de faillissementscurator bevoegd is om een huurovereenkomst, gesloten tussen de gefailleerde als directe verhuurder en een huurder, te beëindigen.
Zeer recentelijk, op 11 juli 2014, heeft de Hoge Raad een arrest gewezen in een procedure die een verzoek tot faillietverklaring betrof. Men zou een antwoord op de genoemde vraag daarin niet direct verwachten, maar toch lijkt de Hoge Raad dat daarin te geven. De Raad overwoog:
‘Uit het vorenstaande volgt dat, ingeval de huurder ten tijde van de faillissementsaanvraag in het genot is van het gehuurde, de curator niet bevoegd is dat genot te beëindigen als de huurovereenkomst nog loopt.’
De Hoge Raad merkte op dat de Nebula-zaak een andere kwestie was. ‘Dat arrest heeft slechts betrekking op de vraag of de curator gebonden is aan een huurovereenkomst die na het faillissement van de juridische eigenaar van de verhuurde zaak is aangegaan door de economisch eigenaar daarvan op grond van een hem daartoe door de juridische eigenaar verleende contractuele bevoegdheid’, aldus de Hoge Raad. Wat hij daarbij echter nalaat te vermelden is dat hij ook had overwogen dat uit de wetsgeschiedenis niet volgt dat ‘de schuldeiser van een duurovereenkomst wiens wederpartij failliet wordt verklaard, de rechten uit die overeenkomst kan blijven uitoefenen alsof er geen faillissement was.’
Hoe het ook zij, het adagium ‘de curator mag wanpresteren’ behoeft sinds vorige week een nog grotere nuancering dan tot nu toe werd aangenomen.
Peter Bos is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bedrijven in moeilijkheden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.