icon

Het relativiteitsvereiste en de ladder voor duurzame verstedelijking

In een uitspraak van 23 april 2014 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State een antwoord gegeven op de vraag of het relativiteitsvereiste in de weg staat aan een beroep van omwonenden op de ladder voor duurzame verstedelijking.

Het gaat in deze zaak om een beroep van enkele omwonenden tegen de vaststelling van een bestemmingsplan. Het bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van een bedrijfsgebouw. Eén van de aangevoerde gronden is dat het bestemmingsplan strijdig is met artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijk ordening (Bro). In dit artikel is opgenomen dat bij een bestemmingsplan met betrekking tot nieuwe stedelijke ontwikkelingen dient te worden onderzocht en beschreven of de ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Als er sprake is van een dergelijke behoefte dient er eveneens onderzocht te worden in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien. Dit artikel heeft duurzaam ruimtegebruik en het voorkomen van leegstand tot doel.

Appellanten hebben op grond van dit artikel betoogd dat het plan niet voldoet aan het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. In dit verband stellen zij dat op een bestaand bedrijventerrein nog voldoende ruimte beschikbaar is en dat het plan leidt tot verommeling van de dorpsranden.

Een belanghebbende (waarschijnlijk de eigenaar van de gronden) stelt zich echter op het standpunt dat met het bovenstaande beroepsgrond van appelanten niet wordt voldaan aan het relativiteitsvereiste opgenomen in artikel 8:69a Awb. Dit vereiste houdt kortgezegd in dat een bestuursrechter een besluit niet vernietigt op de grond dat het in strijd is met een geschreven of een ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept. In het onderhavige geval is de belanghebbende dus van mening dat artikel 3.1.6 lid 2Bro niet strekt tot bescherming van de belangen van appellanten.

De Afdeling oordeelt evenwel dat artikel 3.1.6 lid 2Bro beoogt om vanuit een oogpunt van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik planologisch ongewenste versnippering en leegstand te voorkomen. Het belang van appelanten is het behoud van een goed woon- en leefklimaat. Artikel 3.1.6 lid 2Bro strekt tot bescherming van deze belangen, nu het in het belang is van appelanten dat het perceel dat voorheen was bestemd voor agrarische doeleinden niet onnodig wordt bebouwd. Artikel 8:69a Awb staat daarom niet in de weg aan vernietiging van het bestreden besluit vanwege strijd met deze bepaling.

Het beroep van appellanten op artikel 3.1.6 lid 2 Bro leidt echter niet tot vernietiging van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan. De Afdeling oordeelt dat de in het plan voorziene ontwikkeling, vanwege de kleinschaligheid en beperkte omvang van het project, niet kan worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling zoals opgenomen in artikel 1.1.1 lid 1 sub i Bro. Hierdoor is artikel 3.1.6 lid 2 Bro, omdat deze bepaling zoals hierboven omschreven ziet op nieuwe stedelijke ontwikkelingen, niet van toepassing op het bestemmingsplan en kan er geen beroep worden gedaan op deze bepaling.


Bob van de Boom is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Het relativiteitsvereiste en de ladder voor duurzame verstedelijking

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief