Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
De re-integratie van zieke werknemers bezorgt de meeste werkgevers de nodige hoofdbrekens. Is een werknemer daarnaast woonachtig in het buitenland dan komen daar nog andere problemen bij, zoals onlangs bleek uit een uitspraak van het Hof Den Bosch.
In deze uitspraak ging het om een Duitsland woonachtige werkneemster die werkzaam was bij een Nederlandse werkgever, haar werkzaamheden in Nederland verrichtte en werkzaam was op basis van een arbeidsovereenkomst naar Nederlands recht. Toen de werkneemster zich ziek meldde, lukte het de werkgever niet of amper om contact te krijgen met de werkneemster. Werkneemster weigerde zich voorts te laten onderzoeken door de in Nederland gevestigde bedrijfsarts, dit in strijd met het verzuimprotocol van de werkgever. Daarop schortte de werkgever het loon op.
De werkneemster verzocht de kantonrechter om de werkgever te veroordelen het loon door te betalen. De werkneemster heeft daarbij een aantal arbeidsongeschiktheidsverklaringen van haar eigen arts uit Duitsland overgelegd, maar legde geen deskundigenoordeel van het UWV over. Op basis van de Nederlandse wet (artikel 7:629 lid 1 BW) is een dergelijk oordeel echter verplicht om ontvankelijk te zijn in het verzoek tot loondoorbetaling. De kantonrechter verklaarde werkneemster daarom niet ontvankelijk in haar vordering.
Tegen de uitspraak van de kantonrechter kwam werkneemster in hoger beroep bij het Hof Den Bosch. Het Hof oordeelde dat het in artikel 7:629 lid 1 BW gestelde vereiste dat een deskundigenverklaring van het UWV (en daarmee uit het land waarin gewerkt wordt) moet worden overgelegd, in strijd is met het Europees recht voor zover de werknemer in het buitenland woont. Het hof acht dit namelijk in strijd met art. 27 lid 1 van Verordening nr. 987/2009/EG tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening nr. 883/2004/EG betreffende de coördinatie van socialezekerheidsstelsels (respectievelijk de toepassingsverordening en de basisverordening), waaruit volgt dat de verzekerde het bewijs van arbeidsongeschiktheid in het woonland moet kunnen aanvragen. Het doel hiervan is om bewijsmoeilijkheden voor de werknemer te voorkomen.Het Hof acht het doel en de strekking van deze regels eveneens van toepassing als het gaat om een vordering tot doorbetaling van het loon in geval van ziekte op basis van een eerder gewezen arrest van het Europees Hof van Justitie (Paletta arrest). Voor deze zaak heeft dat tot gevolg dat de werkneemster alsnog ontvankelijk is verklaard in haar vordering, aangezien zij diverse verklaringen van haar Duitse artsen had overgelegd.
De zaak was daarmee nog niet afgerond: nu werkneemster ontvankelijk was in haar vordering, diende te worden onderzocht of de werkgever de loonbetaling terecht had gestaakt. Daarmee kwam de vraag voor te liggen of de werkgever mocht verlangen dat zij naar Nederland zou gaan om zich daar door de bedrijfsarts te laten onderzoeken. Het Hof oordeelde dat de werkgever dat niet kon verwachten, maar wel dat zij contact zou opnemen om toe te lichten waarom zij zich daar niet toe in staat achtte. Het voorstel van de werkgever dat de werkneemster zich, als zij niet wilde reizen, zou laten onderzoeken door de Duitse Krankenkasse, is dan ook conform de toepassingsverordening. De loonbetaling mocht dus in oktober 2011 worden opgeschort. Eind maart 2012 heeft de werkgever echter een arbeidsongeschiktheidsverklaring van de Krankenkasse ontvangen waarin wordt bevestigd dat de werkneemster van 21 november 2011 tot 30 april 2012 arbeidsongeschikt was, gevolgd, in april 2012, door verklaringen waaruit volgt dat de werkneemster niet in staat was haar woning te verlaten. Met deze verklaringen heeft de werkneemster alsnog aan haar verplichtingen voldaan. De werkgever diende daarom alsnog het loon te betalen.
Door deze uitspraak komt de werkgever in een lastig parket: een werkgever kan, ook contractueel, dus niet afdwingen dat een in het buitenland woonachtige werknemer zich door de bedrijfsarts laat onderzoeken, maar moet genoegen nemen met een verklaring van een arts of instantie uit het land waar de werknemer woont. Dat brengt ook problemen mee ten aanzien van de vraag welke verklaring dan wél afdoende is. Immers deze verklaringen van artsen uit het buitenland bevatten vaak niet de informatie die werkgevers gewend zijn terwijl wel door de Nederlandse instantie UWV wordt geoordeeld of de werkgever heeft voldaan aan de reïntegratieverplichtingen. Wat indien een werknemer bijvoorbeeld niet meewerkt aan een arbeidsdeskundigenonderzoek om te bepalen of eerste of tweede spoor moet worden ingezet? Veel buitenlandse instanties onderzoeken louter de arbeidsongeschiktheid, en niet de wijze van reïntegratie. De werkgever doet er in dat soort gevallen dan ook goed aan om toch het UWV om een deskundigenoordeel te vragen. Ook is het aan te raden vooraf in het verzuimprotocol duidelijke eisen te stellen aan de verklaringen van buitenlandse artsen, bijvoorbeeld het type arts, eninformatie die de deskundigenverklaring minimaal moet bevatten. Daarbij geldt als voorwaarde dat dergelijke voorschriften niet extra bezwarend voor de werknemer mogen zijn.
Fleur Costa Baiôa is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.