Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden
Al enige tijd is een wetsvoorstel van minister Opstelten van Veiligheid en Justitie in omloop. Dit wetsvoorstel beoogt frauderende bestuurders beter en strenger te kunnen aanpakken. Het wetsvoorstel strekt tot een civielrechtelijk bestuursverbod en is onderdeel van de bredere plannen om het faillissementsrecht te herzien en faillissementsfraude effectiever te bestrijden. Al eerder schreven wij over de reeds bestaande sancties, indien bij faillissement blijkt van het ontbreken van administratie of het voeren van een onjuiste administratie – veelal een indicatie voor faillissementsfraude.
Het wetsvoorstel moet het voor rechters mogelijk maken om frauderende bestuurders op verzoek van het Openbaar Ministerie of op vordering van de curator een civiel bestuursverbod op te leggen, waarna zij maximaal vijf jaar geen rechtspersoon meer mogen besturen. Op die manier wordt getracht te voorkomen dat bestuurders hun frauduleuze activiteiten met nieuwe rechtspersonen kunnen voortzetten. Een bestuurder die verwijtbaar onbehoorlijk heeft bestuurd wordt in de toekomst beperkt in zijn bestuurdersmogelijkheden. Zo wordt ook preventief de inzet van schijnbestuurders (de ‘katvangers’) tegengegaan. Het wetsvoorstel zal vorm moeten krijgen door codificatie in de artikelen 106a tot en met 106d, die worden toegevoegd aan de Faillissementswet.
Het bestuursverbod geldt voor formeel benoemde bestuurders, maar kan ook worden opgelegd aan personen die het feitelijk beleid van een failliete rechtspersoon hebben bepaald. Voorts betreft het bestuurder van alle rechtspersonen – verenigingen, stichtingen, NV’s, BV’s, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen.
Vast moet komen te staan dat een bestuurder zijn taak tijdens of in de drie jaren voorafgaand aan het faillissement kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld. Voor natuurlijk personen bestaat wel een disculpatiemogelijkheid indien bewezen kan worden dat het onbehoorlijk handelen niet aan hem of haar te wijten is. Het wetsvoorstel geeft voorbeelden van gevallen waarin in ieder geval sprake is van onbehoorlijk bestuur, zoals bijvoorbeeld:
Indien de bestuurder aansprakelijk is op grond van bestaande wettelijke vereisten, bijvoorbeeld het door het niet of volstrekt ondeugdelijk voeren van een boekhouding of niet tijdig deponeren van de jaarrekening;
Indien de bestuurder benadelende rechtshandelingen voor schuldeisers heeft verricht, in het zicht van faillissement;
Indien de bestuurder niet voldoet aan zijn informatie- en mededelingsplicht jegens de curator;
Indien de bestuurder, in de drie jaar voorafgaand aan het faillissement van de rechtspersoon, hetzij als bestuurder, hetzij als natuurlijk persoon handelend in uitoefening van een beroep of bedrijf, tweemaal betrokken is geweest bij een eerder faillissement;
Indien aan de bestuurder of de rechtspersoon in verband met de Algemene wet inzake rijksbelastingen een bestuurlijke boete is opgelegd.
De ministerraad is inmiddels akkoord met het wetsvoorstel en ook het advies van de Raad van State is ontvangen. Het wetsvoorstel is nu in behandeling bij de Tweede Kamer. Wanneer het wetsvoorstel precies wet zal worden, is nog niet duidelijk. Wij houden u op de hoogte.
Lonni Westland is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bedrijven in moeilijkheden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.