Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden
Een faillissement wordt uitgesproken op eigen aangifte, op verzoek van een of meer schuldeisers of, om redenen van openbaar belang, op verzoek van het Openbaar Ministerie. Voorafgaand aan de faillietverklaring beoordeelt de rechter of er sprake is van een faillissementssituatie. Uit de faillissementswet (hierna: Fw) volgt dat hiervan sprake is indien summierlijk blijkt van feiten en omstandigheden die aantonen dat de schuldenaar ‘in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen’. De rechter moet dan kunnen vaststellen dat (i) sprake is van meerdere schuldeisers, terwijl tenminste één vordering van één van die schuldeisers opeisbaar is (het ‘pluraliteitsvereiste’) en (ii) dat de schuldenaar is opgehouden te betalen.
Niet zelden wordt een verzoek tot faillietverklaring ingediend op grond van een vorderingsrecht dat blijkt uit een door de aanvragende schuldeiser verkregen verstekvonnis. Van een verstekvonnis is sprake indien de rechter vonnis wijst in een procedure waarin de gedaagde niet is verschenen en zich daarom niet heeft verdedigd.
Recentelijk heeft de Hoge Raad zich uitgesproken over een faillietverklaring van een ondernemer die bij verstek was veroordeeld tot betaling van een geldbedrag aan een pensioenfonds. Het verstekvonnis was uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het pensioenfonds over mocht gaan tot tenuitvoerlegging. Het pensioenfonds deed vervolgens een verzoek tot faillietverklaring en toonde met het verstekvonnis aan dat zij een opeisbare vordering op de schuldenaar had. De schuldenaar had echter verzet ingesteld tegen het verstekvonnis en stelde zich op het standpunt dat hij geen schuld aan het pensioenfonds kón hebben, omdat hij nooit personeel in dienst had gehad. De rechtbank verklaarde de schuldenaar ondanks zijn aangevoerde stellingen in de lopende verzetprocedure – bij verstek – failliet.
In het door de schuldenaar ingestelde verzet tegen de faillietverklaring heeft de rechtbank het faillissementsvonnis vernietigd en het pensioenfonds alsnog niet-ontvankelijk verklaard in het verzoek. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vervolgens vernietigd. Het Hof overwoog dat gelet op het verstekvonnis voldoende is gebleken van het vorderingsrecht van het pensioenfonds, dat is voldaan aan het pluraliteitsvereiste en dat de schuldenaar is opgehouden te betalen.
De Hoge Raad volgt het Hof niet. Volgens de Hoge Raad is het Hof ten onrechte uitgegaan van de juistheid van het verstekvonnis. Voor het uitspreken van een faillissement dient summierlijk te blijken van het vorderingsrecht van de aanvrager (artikel 6 lid 3 Fw). Dat kan onder meer blijken uit een (verstek)vonnis waarbij de vordering is toegewezen. In deze zaak was echter een verstekvonnis in eerste aanleg gewezen zonder dat de gedaagde in de procedure was gehoord. Volgens de Hoge Raad kan de juistheid van dat vonnis in dat geval niet zonder meer uitgangspunt zijn in het kader van artikel 6 lid 3 Fw, indien daartegen verzet is ingesteld of nog kan worden ingesteld. Dat geldt met name als de gedaagde gemotiveerd stelt dat en waarom het vonnis in de verzetprocedure geen stand kan houden, in verband met nog niet eerder ter kennis van de rechter gebrachte feiten en omstandigheden waarmee in dat vonnis geen rekening is gehouden.
De rechter had dus bij de beoordeling van de faillissementsaanvraag – ondanks de aanwezigheid van het verstekvonnis – de gemotiveerde betwisting door de schuldenaar van het vorderingsrecht in de verzetprocedure mee moeten wegen. Een verstekvonnis, waartegen nog verzet is of kan worden ingesteld, kan dus niet zonder meer dienen ter onderbouwing van een vordering bij het indienen van een faillissementsaanvraag.
Lonni Westland is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bedrijven in moeilijkheden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.