Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden
Nadat een vennootschap failliet is gegaan, is de bestuurder op grond van artikel 105 en 106 Faillissementswet (Fw) verplicht alle gewenste inlichtingen aan de curator te verschaffen die nodig zijn om tot een goede afwikkeling van het faillissement te komen. De curator zal bijvoorbeeld de boekhouding willen inzien, zoveel mogelijk willen weten over de waarde en mogelijke verkoop van de aanwezige activa, en willen onderzoeken of en hoe de onderneming (voor korte tijd) kan worden voortgezet.
De gevraagde inlichtingen vormen de basis waarop de curator te werk kan gaan en zijn dus van groot belang. Het komt echter regelmatig voor dat de bestuurder van een failliete vennootschap de gevraagde informatie niet verschaft. Deze weigering en daarmee de schending van de inlichtingenplicht is op grond van artikel 194 Wetboek van Strafrecht (Sr) strafbaar. In geval van een weigerachtige bestuurder kan de curator er voor kiezen om op grond van artikel 87 Fw de rechtbank te verzoeken de bestuurder in verzekerde bewaring te stellen. Deze ‘gijzeling' dient ertoe alsnog de nodige informatie van de bestuurder te verkrijgen.
Het verzoek van de curator wordt eerst getoetst door de rechter-commissaris alvorens de rechtbank hierover oordeelt, waarbij een afweging van belangen plaatsvindt. Na toestemming van de rechtbank kan de bestuurder worden opgepakt en overgebracht naar een huis van bewaring of onder toezicht van een ambtenaar van de politie in zijn eigen woning in verzekerde bewaring worden gesteld. De verzekerde bewaring duurt in beginsel maximaal 30 dagen, maar wordt zo nodig meerdere malen verlengd.
Niet zelden wordt de inlichtingenplicht geschonden wanneer de bestuurder vreest dat de gevraagde informatie belastende kwesties aan het licht zal brengen. De curator kan bijvoorbeeld aangifte doen tegen de bestuurder wegens faillissementsfraude, indien dit door de gegeven informatie aan het licht komt.
Deze situatie speelde in een recent gepubliceerde uitspraak van de Hoge Raad. De gefailleerde was in verzekerde bewaring gesteld, omdat hij weigerde te voldoen aan de inlichtingenplicht. In deze zaak deed hij een verzoek tot ontslag uit de verzekerde bewaring, omdat de curator voornemens was aangifte van faillissementsfraude tegen hem te doen. Nu de gefailleerde bij het verstrekken van de gevraagde inlichtingen mee zou kunnen werken aan zijn eigen strafrechtelijke veroordeling, concludeerde hij dat zijn zwijgrecht zwaarder moest wegen dan zijn informatieplicht.
De rechtbank en het hof wezen het verzoek af. Het hof overwoog daartoe onder meer dat de inbewaringstelling als reactie op de schending van de informatieplicht niet in strijd is met artikel 6 EVRM. De inbewaringstelling in faillissement is een dwangmiddel tegen niet-meewerken, dat niet bestraffend werkt, maar juist rechtsherstellend. Zonder dit dwangmiddel zou de noodzakelijke informatieplicht haar effectiviteit voor een belangrijk deel missen. Het hof oordeelde dat de mogelijkheid dat de gefailleerde voor hem (strafrechtelijk) belastende gegevens moet verstrekken, niet af doet aan zijn verplichtingen uit de Faillissementswet.
De Hoge Raad stelde, onder verwijzing naar zijn eerdere arrest uit 2013, het volgende voorop:
“3.5 (…) Het uitoefenen van dwang door gijzeling die erop is gericht [verzoeker] ertoe te bewegen te voldoen aan zijn in art. 105 Fw neergelegde verplichting om de curator alle inlichtingen te verschaffen ten behoeve van de afwikkeling van het faillissement, levert geen strijd met art. 6 EVRM op. Dergelijke inlichtingen dienen echter te worden aangemerkt als bewijsmateriaal waarvan het bestaan afhankelijk is van de wil van [verzoeker] in de zin van HR 12 juli 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3640, NJ 2013/435. Indien niet kan worden uitgesloten dat de inlichtingen tevens in verband met een “criminal charge” tegen de gegijzelde zullen worden gebruikt, zullen de nationale autoriteiten moeten waarborgen dat deze zijn recht om niet mee te werken aan zelfincriminatie effectief kan uitoefenen.”
De Hoge Raad wees het verzoek tot ontslag uit de verzekerde inbewaringstelling vervolgens af, maar verbond aan de afwijzing wel de restrictie dat de door de gefailleerde te verstrekken inlichtingen uitsluitend mochten worden gebruikt ten behoeve van de afwikkeling van het faillissement.
Lonni Westland is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bedrijven in moeilijkheden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.