Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Eind februari is het wetsvoorstel Werk en Zekerheid door de Tweede Kamer geloodst. Inmiddels – iets later dan wij op dat moment verwachtten – is het voorstel ook in de Eerste Kamer behandeld; het voorlopig verslag is woensdag gepresenteerd.
Uit het verslag blijkt dat – zoals verwacht – belangrijke aanpassingen van het wetsvoorstel niet zijn te verwachten, en dat het nog steeds de bedoeling is het eerste gedeelte per 1 juli aanstaande in te laten gaan. Wel hebben de verschillende fracties vragen over de wet. De VVD heeft met name vragen over de transitievergoeding. Een in het oog springende vraag (en iets wat wij ons ook al afvroegen) is waarom het eigenlijk een “transitievergoeding” heet, nu niets er op wijst dat die vergoeding de transitie van de werknemer naar ander werk stimuleert. Een meer inhoudelijke vraag is waarom de werknemer die vergoeding niet krijgt als hij zelf ontslag neemt – als het echt gaat om het bevorderen van mobiliteit, dan zou dat wellicht wel in de rede liggen (antwoord, volgens mij: omdat de vergoeding niet is bedoeld vertrek bij de werkgever te stimuleren, maar om bij gedwongen vertrek de werknemer te stimuleren snel ander werk te vinden – wat vraag 1 weer actueel maakt).
De PvdA snijdt een reëel probleem aan: de verkorting van de periode voor tijdelijke contracten zou wel eens versneld tot ontslag van tijdelijke krachten kunnen leiden, in plaats van het bevorderen van de instroom naar vaste contracten. Dat gevaar is inderdaad niet denkbeeldig, zeker niet als – zoals algemeen wordt verwacht – de vaste ontslagvergoeding het ontslag eerder lastiger dan makkelijker gaat maken. De PvdA-fractie heeft verder vragen over het nog steeds ingewikkelde ontslagstelsel, kritiek die ook wel uit andere richtingen is gekomen. Dat zal naar verwachting er nog niet toe leiden dat het duale ontslagstelsel nu of volgend jaar wordt afgeschaft, maar ooit zal dat wel gebeuren.
De oppositie heeft soortgelijke vragen, maar lijkt niet van zins om het voorstel onderuit te halen. D66 opent zelfs met complimenten aan het kabinet.
Opmerkelijk is dat vrijwel alle partijen de regering vragen in te gaan op kritiek die van buitenaf op het wetsvoorstel is gekomen, met name van de kant van de Vereniging Arbeidsrecht Advocaten Nederland en vooraanstaande arbeidsrechtjuristen als prof. Stephan Sagel. De Eerste Kamer vraagt een antwoord op een termijn van vier weken, en ook wij zien met belangstelling uit naar dat antwoord. Zoals gezegd, een wijziging van het voorstel zien we er niet snel uit komen, maar allicht geeft het weer wat helderheid op de punten die voor ons ook nog steeds onduidelijk zijn. Kortom: wordt vervolgd.
Arco Siemons is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.