Praktijkgebieden: Bestuurdersaansprakelijkheid
Er bestaan vele vormen van bestuurdersaansprakelijkheid, waarbij een persoon voor schulden van de vennootschap waarvan hij bestuurder is, aansprakelijk wordt gehouden voor schade van één of meerdere schuldeisers. Twee belangrijke vormen van aansprakelijkheid jegens een individuele schuldeiser zijn:
– aansprakelijkheid wegens schending van de Beklamel-norm (HR 6 oktober 1989, NJ 1990/286): een bestuurder van een vennootschap handelt onrechtmatig jegens een schuldeiser, als hij namens die vennootschap verplichtingen is aangegaan, terwijl hij wist of redelijkerwijze moest begrijpen dat de vennootschap niet of niet binnen een redelijke termijn aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden voor de schade die de schuldeiser op grond daarvan zou lijden;
– aansprakelijkheid wegens schending van de Ontvanger/Roelofsen-norm (HR 8 december 2006): een bestuurder van een vennootschap handelt onrechtmatig jegens een schuldeiser, als hij bewerkstelligt of toelaat dat die vennootschap haar verplichtingen niet nakomt en ter zake ook geen verhaal biedt en hem daarvan een ernstig verwijt treft.
In een recent arrest (Eisers/Curatoren Air Holland) heeft de Hoge Raad de Ontvanger/Roelofsen-norm nog eens bevestigd.
Eisers in cassatie in deze procedure waren bestuurders van Vlieg Ver Weg B.V. Deze vennootschap had vliegreizen bij (het toen nog niet failliete) Air Holland afgenomen, die zij deels niet betaalde. Vlieg Ver Weg B.V. werd door de rechter veroordeeld tot betaling aan Air Holland van € 511.639. Vervolgens hevelde Vlieg Ver Weg B.V. haar activiteiten over aan een zustermaatschappij zonder een voorziening te treffen voor de vordering van Air Holland.
Het faillissement van Air Holland volgde in 2004. Haar curatoren spraken de bestuurder van Vlieg Ver Weg B.V. aan tot vergoeding van de schade als gevolg van het feit dat Vlieg Ver Weg B.V. Air Holland niet had betaald, nu zij de overdracht van de activiteiten hadden bewerkstelligd en aldus de Onvanger/Roelofsen-norm hadden geschonden. De bestuurders verweerden zich door te stellen dat Vlieg Ver Weg B.V. een tegenvordering op Air Holland had, nu er met kleinere vliegtuigen was gevlogen dan tussen beide partijen was overeengekomen.
Volgens het gerechtshof moesten de bestuurders er vlak vóór de overdracht van de activiteiten ernstig rekening mee houden dat Vlieg Ver Weg B.V. nog een aanzienlijk bedrag aan Air Holland moest betalen. Desondanks hebben zij met de overdracht van de activiteiten ingestemd zonder voor die schuld een voorziening te treffen. Het hof acht van belang dat de vennootschap op het moment van de overdracht nog wel voldoende middelen bezat om de vordering van Air Holland te voldoen, maar daarna niet meer. De bestuurders hebben aldus bewerkstelligd, dan wel toegelaten dat de vennootschap de betalingsverplichtingen jegens Air Holland niet kon nakomen.
In cassatie voeren de bestuurders aan dat niet evident was dat de schadevordering jegens Air Holland de vordering van Air Holland niet zou overtreffen en zij daarom in redelijkheid hebben kunnen menen dat per saldo geen vordering van Air Holland zou resteren. Bovendien vinden zij dat hun geen voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt.
De Hoge Raad volgt de bestuurders niet. Hij herinnert eraan dat het erom gaat ‘of de aansprakelijk gestelde bestuurder wist of redelijkerwijs had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade'. Volgens de Hoge Raad betekent dit dat voor een ernstig verwijt geen evidentie is vereist. Voldoende is dat de bestuurder ten tijde van het hem verweten handelen of nalaten ernstig rekening had moeten houden met de mogelijkheid dat ondanks de gestelde tegenvordering een vordering op de vennootschap zou resteren. De veroordeling blijft in stand.
Peter Bos is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuurdersaansprakelijkheid.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.