Praktijkgebieden: Ambtenarenrecht, Arbeidsrecht
Indien een werkgever eigenrisicodrager is voor de WW en de uitkering zelf betaalt, zoals overheidswerkgevers, dan kan die werkgever bezwaar maken tegen het toekennen ( door het uwv) VAN deze WW-uitkering indien hij meent dat de werknemer daar geen recht op heeft. Eén van de vragen die daarbij aan de orde kan komen is of de werknemer heeft nagelaten een concreet aanbod voor passende arbeid te aanvaarden. Zo ook in een recente uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (USZ 2014/4).
Bovengenoemde zaak betrof een ambtenaar werkzaam bij de gemeente Westerveld in een schaal 10 functie. Wegens aantal incidenten en zaken die te maken hadden met de werkhouding en de persoonlijke situatie van de ambtenaar is besloten een andere functie voor hem te zoeken met minder verantwoordelijkheid en stress en meer in de luwte. Partijen leken in eerste instantie tot een oplossing te zijn gekomen. Betrokkene zou, met behoud van zijn bezoldiging, tijdelijk worden geplaatst in een lagere functie en om daarna naar de afdeling WOZ/Belastingen gaan. Betrokkene heeft daags daarna te kennen gegeven zijn bedenkingen te hebben over het feit dat hij formeel in de nieuwe functie wordt geplaatst, dat hem dat heeft verrast en overrompeld en dat hij eerst ruggespraak wil houden met zijn vakbond omdat hij de consequenties niet kan overzien. Weer later geeft betrokkene aan dat zijn vakbond hem heeft geadviseerd niet aan de gekozen constructie mee te werken in die zin, dat hij wil dat zijn aanstelling blijft bestaan en gerespecteerd wordt. Betrokkene heeft zich in zijn brief bereid verklaard om een bepaalde periode hij het bureau belastingen in de luwte te werken aan zijn herstel. Na gesprekken tussen partijen is betrokkene een concreet aanbod gedaan voor een andere functie binnen het taakveld financiën. In de tussentijd zijn hem andere werkzaamheden opgedragen. Per e-mail heeft betrokkene bericht dat hij niet goed weet wat goed is op dat moment. De gemachtigde van de vakbond van betrokkene heeft vervolgens per zelfde datum laten weten dat hij niet kan instemmen met het voorstel en dat hij aanspraak maakt op zijn oude functie. Later geeft betrokkene aan te twijfelen, maar een bevestiging bleef uit. Hierop volgde uiteindelijk ontslag van betrokkene wegens disfunctioneren. Het ontslag houdt stand in beroep en hoger beroep.
In de tussentijd heeft betrokkene een WW-uitkering aangevraagd en toegekend gekregen. De gemeente maakt bezwaar tegen de toekenning van de uitkering wegens het weigeren passende arbeid te aanvaarden. Daarvan is volgens de Centrale Raad van Beroep echter geen sprake: van het nalaten passende arbeid te aanvaarden kan slechts sprake zijn indien een betrokkene een aanbod tot passende arbeid expliciet heeft afgewezen of het een betrokkene redelijkerwijs duidelijk had moeten zijn dat hij het aanbod binnen een daartoe gestelde redelijke termijn had moeten aanvaarden en hij dit niet heeft gedaan.
Hoewel dus niet in geschil is dat de gemeente betrokkene een concreet aanbod heeft gedaan voor passende arbeid, is van verwijtbaar niet aanvaarden daarvan geen sprake nu de gemeente geen termijn heeft gesteld waarbinnen de ambtenaar het aanbod diende te aanvaarden en hij geen definitief besluit had genomen over het al dan niet aanvaarden van de aangeboden arbeid. Omdat de gemeente niet meer op het aanbod is teruggekomen, kan dus niet gezegd dat sprake is van weigering van passende arbeid.
Bijzonder is dat aan de omstandigheid dat de Raad in een procedure over het ontslagbesluit heeft geoordeeld dat de gemeente, toen na het aanbod ruim een maand was verstreken en een duidelijke reactie van de kant van betrokkene was uitgebleven, de conclusie mocht trekken dat hij het aanbod niet wenste te aanvaarden, komt in het kader van de beoordeling van de vraag of de betrokkene een verplichting uit de WW heeft geschonden geen betekenis toe nu die verplichting een andere is dan die voortvloeit uit zijn ambtelijke aanstelling.
Kortom: als overheidswerkgever is het zaak om, indien passende arbeid is geboden, hier een duidelijke termijn aan te stellen indien met wil dat een WW-uitkering geweigerd kan worden.
Fleur Costa Baiôa is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.