Praktijkgebieden:
Deelgemeenten bestaan niet meer sinds gisteren, de dag van de gemeenteraadsverkiezingen 2014. Alle bevoegdheden die (de bestuursorganen van) deze deelgemeenten hadden zijn teruggegaan naar het college, de gemeenteraad en de burgemeester. Dit is het gevolg van de inwerkingtreding van de Wet afschaffing deelgemeenten. In Amsterdam zijn op dezelfde dag voor de stadsdelen bestuurscommissies ingesteld, die ook meteen bevoegdheden hebben gekregen van de hoofdstedelijke bestuursorganen. Het lijkt wel pingpong met bestuurlijke bevoegdheden, denkt u misschien, maar er zijn wel degelijk dingen veranderd. In grote lijnen geschetst is geen sprake meer van een min of meer zelfstandige bestuurslaag, maar van verlengd lokaal bestuur en niet van een algemeen vertegenwoordigend lichaam. Een bestuurscommissie ontleent zijn democratische legitimatie aan de organen (raad en college) die de commissie hebben ingesteld. Dit betekent dat niet alle bevoegdheden aan bestuurscommissies kunnen worden overgedragen. Zo kunnen bestuurscommissies geen algemeen verbindende regels vaststellen die tegenover burgers en ondernemingen worden gehandhaafd met strafbepaling en bestuursdwang, behalve voor zover de gemeenteraad daar voor bij verordening aangewezen onderwerpen expliciet in heeft voorzien. Eerder deze week schreef Claudia Koenen al een blog over een aantal belangrijke veranderingen. Vandaag meer aandacht voor de inrichting en samenstelling, bevoegdheden en overgangsrecht.
De bestuurscommissies bestaan uit een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter. Voor de samenstelling van het algemeen bestuur zijn gisteren verkiezingen gehouden. In de stadsdelen Centrum, Noord, Oost en Zuidoost bestaat het algemeen bestuur uit 13 leden; in Nieuw West, Zuid en West uit 15 leden. De leden van het algemeen bestuur zullen op 27 maart worden geïnstalleerd. De bestuurstaken worden tot 27 maart waargenomen door de personen die eergisteren nog voorzitter en overige leden van het dagelijks bestuur van de stadsdelen (deelgemeenten) waren. Zij zijn bevoegd om in mandaat alle besluiten te nemen die niet kunnen worden uitgesteld. Indien onmiddellijk moet worden opgetreden vanwege risico van brandgevaar in een hennepkwekerij in een woning of gevaar van verspreiding van afvalstoffen van op straat gezet afval lijkt me geen twijfel mogelijk dat besluiten niet kunnen worden uitgesteld. Maar is dat bijvoorbeeld ook het geval indien de termijn voor het nemen van een besluit verstrijkt binnen de ‘demissionaire periode'? Dat lijkt wel denkbaar, afhankelijk van het soort besluit: bijvoorbeeld als door het verstrijken van de termijn een vergunning van rechtswege ontstaat.
Het dagelijks bestuur bestaat uit drie leden: een voorzitter en twee andere leden. Deze drie leden worden uit de leden van het algemeen bestuur gekozen (monisme), binnen acht dagen na de verkiezingen van de leden van het algemeen bestuur. Het dagelijks bestuur is ondergeschikt aan het algemeen bestuur; het heeft geen eigen taken en bevoegdheden, maar oefent taken en bevoegdheden uit namens het algemeen bestuur (mandaat). Het is belast met voorbereiding en uitvoering van de besluiten van het algemeen bestuur en met de dagelijkse bestuur- en beheerstaken. Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde zelf ontslag nemen, maar een lid van het dagelijks bestuur kan ook door het algemeen bestuur worden ontslagen. Omdat sprake is van een monistisch stelsel blijft een lid dat ontslag neemt of wordt ontslagen wel lid van het algemeen bestuur. Met name in geval van ontslag kan dat wellicht tot lastige situaties leiden.
De voorzitter is zowel voorzitter van het algemeen bestuur als van het dagelijks bestuur. Voor zijn taken en bevoegdheden is aangesloten bij bepalingen in de Gemeentewet, bijvoorbeeld opneming en ondertekening van stukken, oproeping voor de vergadering, leiden van vergaderingen.
Het algemeen bestuur mag maximaal drie commissies instellen die de besluitvorming in het algemeen bestuur voorbereiden. Verder mag het algemeen bestuur adviescommissies instellen. Ook wijkraden of bewonerscomites kunnen als adviescommissies worden aangewezen.
Elke bestuurscommissie beschikt over een secretaris, die door het college van burgemeester en wethouders wordt aangesteld. De secretaris staat de voorzitter, het dagelijks bestuur, het algemeen bestuur en de door hen ingestelde commissies bij de uitoefening van hun taak terzijde. De functie is vergelijkbaar met die van de secretaris van de voormalige deelgemeenten.
Interessant zijn voorts de correctiemechanismen. Het stedelijk bestuur kan bevoegdheden van de bestuurscommissies terugnemen, zowel incidenteeel (bijvoorbeeld in verband met een grootstedelijk project) maar ook structureel. Het stedelijk bestuur kan ook besluiten tot een indeplaatsstelling, indien een bestuurscommissie een beslissing niet naar behoren neemt, een handeling niet naar behoren verricht of een ander resultaat niet, niet tijdig of niet naar behoren tot stand brengt. De raad of het college voorziet daar dan in namens en ten laste van de bestuurscommissie. Tot slot is het mogelijk om besluiten van de bestuurscommissie te vernietigen wegens strijd met het recht of met het algemeen stedelijk belang en hangende het onderzoek of er reden is tot vernietiging over te gaan, te schorsen. Een interessante vraag is of een burger kan verzoeken om toepassing van een bepaald correctiemechanisme en of een beslissing daarover een appellabel besluit oplevert. Vanwege beperkte ruimte bewaar ik dat voor een volgende blog.
Tot slot nog kort de hoofdlijnen van het overgangsrecht. Er is eerbiedigende werking voor verordeningen en overige voorschriften. Alle door deelgemeenten vastgestelde verordeningen, beleidsregels en overige voorschriften die op 18 maart gelding hadden behouden namelijk nog 2 jaar rechtskracht tenzij de voorschriften eerder vervallen worden verklaard. Na 2 jaar vervallen de voorschriften van rechtswege . Een uitzondering geldt voor vastgestelde structuurvisies, bestemmingsplannen, beheersverordeningen, exploitatieplannen en besluiten waarbij gronden worden aangewezen tot gebeid waarop een gemeentelijk voorkeursrecht rust. Deze behouden hun rechtskracht tenzij anders worden bepaald. Punt van aandacht is dat er gedurende 2 jaar binnen de stad voor bepaalde bevoegdheden verschillende voorschriften kunnen gelden. Ook voor bevoegdheden die niet zijn overgedragen aan de bestuurscommissies. Voorts is er onmiddellijke werking, als hoofdregel, voor beslissingsbevoegdheden. Dat wil zeggen dat bestuursrechtelijke procedures die moeten worden gevolgd voor de uitoefening van taken en bevoegdheden die gisteren zijn overgegaan op de bestuurscommissies in de regel worden voortgezet door het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur of de voorzitter.
Cathine Knijff is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied column.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.