Praktijkgebieden: Vennootschapsrecht
Bij een splitsing van een rechtspersoon gaat het vermogen van de splitsende rechtspersoon onder algemene titel over op een of meerdere verkrijgende rechtspersonen. Voor schuldeisers van de splitsende rechtspersoon kan dit betekenen dat hun belangen in het gedrang komen: voor hen zijn immers minder vermogensbestanddelen beschikbaar voor verhaal.
Een Limburgse curator zag zich geconfronteerd met een dergelijke benadelende splitsing. Zijn failliet – de vennootschap Favini Meerssen B.V. – had op enig moment een bedrijfspand in eigendom. De boekwaarde van het pand was op dat moment € 8.530.000,-. Dit bedrijfspand was bij afsplitsingen binnen het Favini-concern toegevallen aan de bij de splitsing nieuw opgerichte vennootschap Favini Real Estate B.V.
Op het moment van de splitsing was het pand volledig verhypothekeerd. Favini Meerssen had, ten behoeve van haar Italiaanse 100% grootmoeder Favini S.p.A., een recht van hypotheek op het pand gevestigd. De hypotheekhouder was een Italiaanse bank, de Banca Intesa.
Met het bedrijfspand was een belangrijke bate uit de boedel van Favini Meerssen B.V. verdwenen. Hoewel de opbrengst van het bedrijfspand volledig ten goede zou komen aan de hypotheekhouder Banca Intesa (en dus niet in de boedel vallen), was er toch een bate verdwenen. Immers: als een jou toebehorend goed wordt uitgewonnen ten behoeve van de schuld van een ander, word je gesubrogeerd in de rechten van de oorspronkelijke schuldeiser (art. 6:150 aanhef en sub a BW). Met andere woorden: door de splitsing en de daaropvolgende uitwinning van het hypotheekrecht werd niet Favini Meerssen, maar Favini Real Estate gesubrogeerd in de rechten van Banca Intesa. Niet Favini Meerssen, maar Favini Real Estate kreeg een vordering op Favini S.p.A.
De curator vorderde vernietiging van de splitsing. Hij deed daarbij een beroep op art. 42 Fw. In dat artikel is bepaald dat de curator elke rechtshandeling die de failliet voor de faillietverklaring onverplicht heeft verricht – en waarvan hij bij het verrichten wist of behoorde te weten dat daarvan benadeling van de schuldeisers het gevolg zou zijn – vernietigen.
De curator procedeerde tot de Hoge Raad, maar kreeg in drie instanties nul op rekest. De wetgever heeft de situaties waarin een splitsing kan worden vernietigd zoveel mogelijk beperkt. Slechts in vier uitdrukkelijk genoemde situaties is dit toegestaan (art. 2:334u BW). De vernietigingsmogelijkheid van art. 42 Fw is echter aanzienlijk ruimer. De Hoge Raad overweegt:Wanneer zou worden aangenomen dat een splitsing door de curator ook op de voet van art. 42 Fw kan worden vernietigd, zou de specifieke norm van art. 2:334u BW dan ook onaanvaardbaar worden doorkruist. De strekking van beide normen (bescherming van schuldeisers tegen rechtshandelingen waardoor schuldeisers worden benadeeld in hun verhaalsmogelijkheden) is immers dezelfde, maar de wijze waarop de bescherming plaatsvindt, de voorwaarden die in dit verband worden gesteld, het tijdsbestek waarbinnen de vernietiging mogelijk is en de bescherming van derden in dit verband, is in art. 2:334u BW telkens anders geregeld dan in art. 42 Fw. Omdat door toepassing van art. 42 Fw in gevallen als de onderhavige deze specifieke regels zouden kunnen worden ontgaan, zou aldus afbreuk worden gedaan aan de rechtszekerheid die de regeling voor vernietiging van een splitsing in art. 2:334u BW beoogt te dienen. Daarom moet worden geoordeeld dat de specifieke norm van art. 2:334u BW exclusief toepasselijk is.Helaas voor de curator: de opsomming van art. 2:334u BW is echt limitatief. Voor vernietiging van een splitsing op grond van art. 42 Fw is geen plaats. Dat neemt niet weg dat de boedel als gevolg van een splitsing wél kan worden benadeeld. Voor die situatie biedt de Hoge Raad een oplossing die is gelegen buiten de regels van de Faillissementswet en Boek 2 – een vordering tot schadevergoeding uit onrechtmatige daad kan de curator immers altijd instellen.
Sascha Guillaume is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied vennootschapsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.