Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
In vervolg op onze blogreeks over het wetsvoorstel Werk en Zekerheid, heeft de wetgever inmiddels al weer wat wijzingen aangebracht aan het wetsvoorstel.
In de nota van wijzigingen is onder andere de herroepingsmogelijkheid van een beëindigingsovereenkomst aangepast.
Op basis van het oorspronkelijke wetsvoorstel kon een werknemer tot twee weken na het ondertekenen van de vaststellingsovereenkomst tot beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst zijn instemming herroepen, waarmee alsnog de arbeidsovereenkomst in stand blijft. Men kon zich al levendig inbeelden hoe dat in de praktijk zou gaan. De werknemer zou instemmen met een redelijke vergoeding. Binnen twee weken zou hij zijn instemming intrekken met de mededeling dat hij toch eigenlijk een wat hogere vergoeding had gewenst. Om er snel van af t zijn, zou de werkgever hem dat extraatje nog hebben gegeven ook. Echter, wat schetst zijn verbazing, binnen twee weken na die verhoging trekt de werknemer zijn instemming wéér in met de mededeling dat hij nóg wat extra's had gewenst. Het gevolg hiervan zou zijn dat werkgevers geen vaststellingsovereenkomsten meer zouden willen sluiten, maar alle beëindigingen via het UWV of de kantonrechter zouden afhandelen om zekerheid te verkrijgen. Dit terwijl de wetgever tot doel heeft de rechterlijke macht te ontlasten met dit wetsvoorstel.
De wetgever heeft op dit doemscenario ingespeeld door de wet zo aan te passen dat binnen zes maanden niet meer dan één keer gebruik kan worden gemaakt van het herroepingsrecht.
Daarnaast wordt voorgesteld om bestuurders van rechtspersonen dat herroepingsrecht helemaal te ontnemen, omdat voor hen de herroeping toch niet zou leiden tot herstel van de arbeidsovereenkomst.
Ten slotte hebben een aantal Kamerleden amendementen voorgesteld met betrekking tot de transitievergoeding. Op basis van het oorspronkelijke wetsvoorstel is de werkgever een transitievergoeding aan de werknemer verschuldigd bij beëindiging van een contract dat langer dan twee jaar heeft geduurd, ongeacht de wijze van eindigen. Het amendement stelt voor de uitzondering voor arbeidsovereenkomsten van korter dan twee jaar te schrappen, zodat de werkgever altijd een transitie vergoeding verschuldigd is.
Het meest opvallende amendement wil de hoogte van de transitievergoeding verdubbelen.
Morgen en overmorgen vindt de plenaire vergadering in de Tweede Kamer van het wetsvoorstel Werk en Zekerheid plaats. Volgende week weten we hopelijk weer meer.
Wij houden u op de hoogte.
Maartje Oliemans-Ouwehand is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.