Praktijkgebieden: Omgevingsrecht
De houder van een voorkeursrecht is geen belanghebbende bij een besluit tot verlening van een omgevingsvergunning omdat het kunnen uitoefenen van het voorkeursrecht afhankelijk is van een toekomstige onzekere gebeurtenis. Dit bevestigde de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State onlangs in haar uitspraak van 27 november jl.
Om als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 lid 1 Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon volgens vaste jurisprudentie een voldoende objectief bepaalbaar, eigen, persoonlijk en actueel belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.
In de zaak die heeft geleid tot voornoemde uitspraak heeft de eigenaar van een perceel bij besluit van 5 april 2012 een omgevingvergunning verkregen voor, in het kort gezegd, het bouwen van een evenementenaccomodatie en het aanleggen van een inrit. Op 29 november 1999 is ten behoeve van de voormalige eigenaar een akte van levering opgemaakt betreffende het zich op het perceel bevindende horecapand met aanhorigheden en ondergrond. In de leveringsakte is een voorkeursrecht tot koop van het perceel opgenomen ten aanzien van een periode van 15 jaar. Dit voorkeursrecht eindigt derhalve op 29 november 2014.
De voormalige eigenaar kan zich niet vinden in het besluit tot verlening van de omgevingsvergunning en stelt bezwaar in en vervolgens, nadat het college hem niet-ontvankelijk heeft verklaard, beroep in bij de rechtbank. In de procedure bij de rechtbank is de voormalige eigenaar door de rechtbank aangemerkt als belanghebbende. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat het voorkeursrecht tot koop niet is beëindigd vanwege de sloop van het horecapand op het perceel en dat het belang van de voormalige eigenaar bij de verleende omgevingsvergunning is betrokken omdat de daarmee toegestane bebouwing in de weg kan staan aan de uitoefening van zijn voorkeursrecht. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat het belang van de voormalige eigenaar rechtstreeks bij het besluit tot verlening van de omgevingsvergunning is betrokken omdat hij een tegengesteld belang heeft aan dat van de huidige eigenaar (tevens vergunninghouder).
De Afdeling gaat niet mee met deze redenering van de rechtbank. De rechtbank heeft weliswaar terecht overwogen dat de belangen van de huidige eigenaar en de voormalige eigenaar tegengesteld zijn, maar dat maakt de voormalig eigenaar nog geen belanghebbende in de zin van artikel 1:2 lid 1 Awb. Als uitgangspunt heeft te gelden dat in beginsel degene die juridisch eigenaar is van het perceel belanghebbend is. Onder omstandigheden kan een ander dat ook zijn. Van zodanige omstandigheden is in dit geval volgens de Afdeling niet gebleken.
Ongeacht de betekenis die door de voormalige eigenaar aan het voorkeursrecht wordt gegeven, bestaat er voor hem geen actueel belang bij het besluit van 5 april 2012, reeds omdat het kunnen uitoefenen van het voorkeursrecht afhankelijk is van een toekomstige onzekere gebeurtenis. Bovendien, zo overweegt de Afdeling, impliceert het voorkeursrecht niet dat het risico van waardevermindering van de panden met ondergrond nog bij de voormalige eigenaar berust. Ook op grond daarvan ontbreekt het de voormalige eigenaar aan een (actueel) belang. Het college heeft het bezwaar derhalve terecht niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd.
Yordy Soffner is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied omgevingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.