Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Een paar maanden geleden schreef ik over een risico dat zich lijkt af te tekenen bij payroll-overeenkomsten: de rechter kijkt soms door de constructie heen en oordeelt dat de ingeleende kracht in dienst is bij de inlener, en niet bij de payrollorganisatie waar hij (het woord zegt het al) op de loonlijst staat. Ik zei toen dat het wat vroeg was om van ene tred te spreken. We zijn inmiddels een half jaar verder en hebben meer van dit soort uitspraken gezien. Het hangt wel iedere keer van de omstandigheden af, maar de tendens is toch dat constructies die al te zeer op een constructie lijken worden doorgeprikt en dus zonder effect zijn.
Dat geldt inmiddels ook voor de constructie die tot nu toe altijd als behoorlijk risicoloos werd gezien, namelijk de werkelijke uitzendrelatie. De rechter in Roermond heeft onlangs uitspraak gedaan in zaak waarin een zogenaamde draaideurconstructie aan de orde was: een werkneemster was eerste in dienst bij een uitzendbureau van waaruit zij bij een bedrijf werd ingeleend, toen enige tijd bij het bedrijf zelf ( in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd), en toen weer van een uitzendbureau waarbij zij wederom door hetzelfde bedrijf werd ingeleend. Toen die inlening dreigde te eindigen stapte de werkneemster naar de rechter en claimde dat zij bij de inlener in dienst was, en wel op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd – inmiddels was namelijk de maximale periode van drie jaar overschreden waarbinnen arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd nog kunnen worden verlengd. En de rechter gaf haar gelijk.
De uitspraak is niet onverwacht maar op een bepaalde manier toch opmerkelijk. De rechter oordeelde dat de werkgever had gehandeld in strijd met de strekking van de wetsartikelen die de positie van de werknemer voor bepaalde tijd beschermen. Die artikelen bepalen echter dat als een werknemer achtereenvolgens bij verschillende werkgevers in dienst is die ten aanzien van het werk als elkaars opvolgers moeten worden gezien, de telling van maximaal drie overeenkomsten in een periode van drie jaar gewoon doorloopt. Dat heeft als gevolg dat de werkgever waar de werknemer in dienst is op het moment dat dat gebeurt de werknemer voor onbepaalde tijd in dienst krijgt. Dat zou in dit geval de werknemer niet echt helpen, want juist een uitzendbureau heeft ruimere mogelijkheden voor contracten voor bepaalde tijd, en had op grond van die regels inderdaad de uitzending (en daarmee de arbeidsovereenkomst) gewoon kunnen beëindigen. De rechter haalt daar dus een streep door.
De uitspraak is een voorlopige uitspraak (het was een kort geding) en is gedaan door een kantonrechter – we kunnen dus niet zeggen dat dit geldende rechtspraak is voor alle gevallen. De uitspraak bevestigt wel iets wat we al wisten: constructies die er risicovol uitzien, zijn dat ook.
Arco Siemons is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.