Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Voor de beantwoording van de vraag of het bestuursorgaan tijdig een besluit heeft genomen, is niet relevant of het bestuursorgaan een (inhoudelijk) juist besluit heeft genomen. Enkel en alleen de tijdigheid is bepalend. Dat heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State onlangs weer bevestigd in haar uitspraak van 16 oktober jl.
In de zaak die heeft geleid tot voornoemde uitspraak heeft appellante een Wob-verzoek ingediend bij de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (hierna: CVOM) met betrekking tot een verkeersboete. Aangezien een deel van het verzoek betrekking had op documenten die bij de korpsbeheerder berustten, heeft de CVOM het verzoek vervolgens doorgezonden aan de betrokken korpsbeheerder. Laatstgenoemde heeft bij besluit van 21 maart 2010 aan appellante verschillende documenten verstrekt die betrekking hebben op de verkeersboete.
Appellante voert aan dat haar Wob-verzoek betrekking heeft op verschillende documenten en dat dus sprake is van meerdere Wob-verzoeken. Omdat de korpsbeheerder niet tijdig op al deze verzoeken heeft gereageerd, omdat niet alle verzochte documenten op 21 maart 2010 zijn verstrekt, maakt appellante aanspraak op de wettelijke dwangsom. Er is immers niet tijdig beslist en na ingebrekestelling heeft de korpsbeheerder nog steeds niet alle documenten verstrekt.
De Afdeling gaat niet mee in dit betoog en overweegt dat uit artikel 3 lid 1 van de Wob volgt dat een verzoek om informatie over een bestuurlijke aangelegenheid betrekking kan hebben op meerdere documenten. In de omstandigheid dat i.c. het Wob-verzoek strekt tot openbaarmaking van verschillende documenten over het opleggen van de verkeersboete, betekent dat dus niet dat het verzoek van appellante bestond uit meerdere verzoeken in de zin van artikel 3 lid 1 Wob.
Vervolgens overweegt de Afdeling dat de korpsbeheerder in zijn besluit van 21 maart 2010 heeft aangegeven dat een aantal documenten niet kan worden verstrekt, omdat deze niet bestaan. Hiermee staat volgens de Afdeling vast dat de korpsbeheerder daarmee een besluit op het verzoek heeft genomen. Dat met dat besluit, naar appellante betoogt, geen volledige reactie op haar verzoek is gegeven, omdat de korpsbeheerder daarin niet heeft gemotiveerd waarom drie andere specifiek door haar verlangde documenten niet openbaar worden gemaakt, doet daaraan niet af.De Afdeling wijst erop dat artikel 4:13 lid 1 Awb louter eist dat binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn een besluit wordt genomen. De beoordeling of een besluit is genomen, staat los van de beoordeling van de juistheid van het genomen besluit. De rechtbank heeft daarom terecht geoordeeld dat appellante, indien zij van mening was dat in het besluit van 21 maart 2010 ten onrechte niet is gemotiveerd waarom bepaalde documenten niet openbaar zijn gemaakt, dat had kunnen aanvoeren in een bezwaarschriftprocedure. Nu het besluit van 21 maart 2010 binnen de wettelijke beslistermijn is genomen, staat vast dat de korpsbeheerder tijdig op het verzoek van appellante heeft beslist.
Dit oordeel is volgens de Afdeling niet in strijd met het doel van artikel 4:17 lid 1 Awb. Het doel van die bepaling is onder meer de burger een effectief rechtsmiddel te bieden tegen trage besluitvorming van bestuursorganen. Het gaat dan met name om situaties waarin een bestuursorgaan niet binnen de wettelijke beslistermijn op een aanvraag of een bezwaarschrift reageert. Dat is hier niet het geval. Er is immers tijdig beslist, maar in ogen van appellante op een onjuiste wijze.
Yordy Soffner is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.