Praktijkgebieden: Huurrecht
In een eerdere bijdrage gaven wij al aan dat de aanwezigheid van een hennepplantage in het gehuurde doorgaans voldoende reden geeft om de huurovereenkomst te kunnen ontbinden wegens wanprestatie. Dit geldt in veel gevallen ook als de huurder niet bekend was met de aanwezigheid van deze hennepplantage.
De kantonrechter te Nijmegen bevestigt dit in een vonnis van 24 mei jl.
In deze uitspraak overweegt de kantonrechter dat op grond van artikel 6:265 lid 1 BW iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
Niet in geschil is in deze zaak dat in de gehuurde woning een hennepplantage van 140 planten is aangetroffen, wat als bedrijfsmatige teelt wordt aangemerkt. Dit is in strijd met de bestemming van het gehuurde als woonruimte. Deze hennepplantage levert tevens strijd op met artikel 7:213 BW, waarin is bepaald dat de huurder verplicht is zich ten aanzien van het gebruik als een goed huurder te gedragen, aldus de kantonrechter.
De huurder voert in dit verband aan dat hij niet is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de artikelen 213 en 214 van boek 7 BW, omdat hij volstrekt niet op de hoogte was en ook niet kon zijn van het vestigen van een hennepkwekerij in de woning. Bovendien heeft hij bij ontdekking van de kwekerij al het nodige gedaan om de kwekerij ongedaan te maken, aldus de huurder. Bij gebrek aan wetenschap is er volgens de huurder geen sprake van dat hij aansprakelijk is voor gedragingen van degene die met zijn goedvinden de woning gebruikte (artikel 7:219 BW).
Naar het oordeel van de kantonrechter kan de huurder op grond van artikel 7:219 BW worden aangesproken op gedragingen van derden die met zijn goedvinden in het gehuurde verblijven en is hij op gelijke wijze als voor eigen gedragingen aansprakelijk voor de gedragingen van die derden. De vraag of zich al dan niet daadwerkelijk schade heeft voorgedaan in het gehuurde – dat staat niet vast – kan daarbij in het midden blijven, omdat dit niet relevant is. Voldoende is dat sprake is van een gevaarzettende situatie en dat daarvan sprake is bij een professionele hennepkwekerij kan als een feit van algemene bekendheid worden beschouwd, aldus de kantonrechter.
De stelling van de huurder dat niet vaststaat dat degene die met zijn goedvinden de woning gebruikte de plantage heeft aangelegd, zodat ook mogelijk is dat anderen zich op oneigenlijke wijze toegang tot de woning hebben verschaft, in welk geval artikel 7:219 BW niet van toepassing is, gaat niet op. Dat sprake zou zijn geweest van oneigenlijke verschaffing van toegang tot de woning is in de ogen van de kantonrechter in deze zaak niet (voldoende) feitelijk onderbouwd. Ook het plotselinge verdwijnen van de betreffende gebruiker van het gehuurde maakt deze stelling van de huurder naar de mening van de kantonrechter onaannemelijk. De aanwezigheid van een hennepkwekerij in het gehuurde kan dan ook aan de huurder worden toegerekend, aldus de kantonrechter. Dat leidt tot het oordeel dat de huurder is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst.
Overigens merkt de kantonrechter wel op dat de omstandigheid dat artikel 7:219 BW een aansprakelijkheid van de huurder vestigt voor een tekortkoming die hij niet zelf heeft bewerkstelligd, meebrengt dat het ontbreken van wetenschap wel kan worden meegewogen bij de beoordeling van de vraag of de tekortkoming de ontbinding rechtvaardigt. De gevorderde ontruiming wordt in deze zaak evenwel toegewezen, met dien verstande dat de termijn van ontruiming, met het oog op de gezondheidssituatie van de huurder, door de kantonrechter op drie maanden wordt gesteld.
Christopher Seine is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied huurrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.