Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
Reeds eerder schreven wij dat in diverse uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State is uitgemaakt dat in de ruimtelijke ordening in beginsel geen rekening mag worden gehouden met concurrentiebescherming. Dit speelt bijvoorbeeld een rol bij het opstellen van een bestemmingsplan waarin nieuwe winkels worden toegestaan en exploitanten van bestaande winkels vrezen voor een toename van concurrentie. Concurrentiebescherming kan enkel een rol spelen indien door de toename van het winkeloppervlak, of de toename van dezelfde soort winkels sprake zal zijn van ‘duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau'.
Tot voor kort overwoog de Afdeling hierbij dat geen doorslaggevende betekenis hoeft te worden toegekend aan de vraag of sprake is van overaanbod in het verzorgingsgebied en mogelijke sluiting van bestaande detailhandelsvestigingen; doorslaggevend is of voor de inwoners van een bepaald gebied een voldoende voorzieningenniveau behouden blijft. Zo heeft de Afdeling in haar uitspraak van 2 december 2009 met betrekking tot de situatie waarin het niet ging om dagelijkse boodschappen die in een supermarkt worden gedaan, maar om niet-dagelijkse inkopen, overwogen dat het erom gaat of de inwoners van het verzorgingsgebied, na realisatie van de voorzieningen, op een aanvaardbare afstand van hun woonplaats hun geregelde inkopen kunnen doen.
De Afdeling heeft in haar uitspraak van 18 september jl. besloten een andere koers te varen. Zij heeft het criterium of sprake zal zijn van “duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau” verder ingeperkt , hetgeen zij als volgt verwoord:De Afdeling ziet aanleiding om, anders dan in voornoemde uitspraken, voor de beoordeling van de vraag of gevreesd moet worden voor een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau vanaf heden doorslaggevend te achten of inwoners van een bepaald gebied niet langer op een aanvaardbare afstand van hun woning kunnen voorzien in hun eerste levensbehoeften.Wat betekent deze uitspraak nu voor de praktijk? Allereerst dat van duurzame ontwrichting geen sprake meer zal zijn als de toename van het winkeloppervlak betrekking heeft op detailhandel die niet in eerste levensbehoeften voorziet. In de uitspraak van 18 september jl. ging het bijvoorbeeld om de komst van een speelgoedwinkel. Dat ziet niet op eerste levensbehoeften van de mens (al zullen kinderen hier ongetwijfeld anders over denken). Concurrerende ondernemers, maar ook inwoners die tegen de komst zijn dit soort detailhandel zijn, kunnen geen succesvol beroep meer doen op het criterium van de duurzame ontwrichting (overigens slaagde een dergelijk beroep voorheen ook nauwelijks).
Ten tweede betekent de nieuw koers dat het voor de gemeente op grond van louter economische motieven haast onmogelijk wordt om bepaalde detailhandel in bepaalde gebieden uit te sluiten. Dit betekent echter niet dat een gemeente helemaal geen beperkingen kan opleggen aan de komst van detailhandel. Zoals we in onze eerdere weblog al aangaven, kan de gemeente wel degelijk dergelijke beperkingen opleggen, mits deze beperkingen zijn ingegeven door een dwingende reden van algemeen belang. Ruimtelijke ordening is zo'n belang. De gemeente kan dus nog heel goed beslissen dat in een bepaald gebied geen detailhandel mag komen, bijvoorbeeld vanwege de verkeersaantrekkende werking die het met zich brengt of om leegstand elders in de stad te voorkomen.
De conclusie luidt derhalve dat met de nieuwe koers van de Afdeling het enkel op grond van economische motieven weren van detailhandel haast onmogelijk wordt, tenzij de detailhandel betrekking heeft op eerste levensbehoeften. Het criterium van de duurzame ontwrichting staat echter zeker niet in de weg aan het stellen van nadere criteria aan detailhandel, mits daarmee een dwingende reden van algemeen belang is gediend.
Yordy Soffner is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.