Praktijkgebieden: Arbeidsrecht, Medezeggenschap
Nederlandse ondernemingen zijn verplicht om een ondernemingsraad in te stellen zodra het bedrijf 50 werknemers telt. Als de onderneming kleiner is dan kan een ondernemingsraad vrijwillig worden ingesteld.Als die kleine onderneming echter onderdeel uitmaakt van een groep of een overkoepelende vennootschap dan kan er een verplichting bestaan voor de overkoepelende onderneming om een gemeenschappelijke ondernemingsraad (“GOR”) in te stellen.In de gemeenschappelijke ondernemingsraad zijn werknemers uit alle betrokken kleine ondernemingen vertegenwoordigd.
De gemeenschappelijke ondernemingsraad wordt vaak verward met de centrale ondernemingsraad (“COR”).De centrale ondernemingsraad functioneert naast de bestaande ondernemingsraden van de betrokken ondernemingen als overkoepelend overlegorgaan, zonder dat het de bevoegdheden van de onderliggende ondernemingsraden overneemt. Dit komt voornamelijk voor bij grote concerns met meer dan 50 werknemers per deelonderneming.
De gemeenschappelijke ondernemingsraad is bestemd voor ondernemingen die te klein zijn voor een eigen ondernemingsraad, maar gezamenlijk minstens 50 werknemers tellen. De ondernemingen moeten wel een zodanige gemeenschappelijk uitvoering hebben dat het zinnig is om een gemeenschappelijke ondernemingsraad advies- en instemmingsrecht te geven. Daarnaast is het instellen van een gemeenschappelijke ondernemingsraad alleen verplicht als dat daadwerkelijk de goede toepassing van de Wet op de ondernemingsraden bevordert.
De vraag of de instelling van een gemeenschappelijke ondernemingsraad bevorderlijk is voor de goede toepassing van de wet is vaak onderwerp van discussie tussen werknemers en de ondernemer(s).De kantonrechter in Haarlem heeft in zo'n geschil onlangs uitspraak gedaan. De vraag werd voorgelegd of het instellen van een gemeenschappelijke ondernemingsraad bevorderlijker was voor de goede toepassing van de wet dan een centrale ondernemingsraad. De betreffende overkoepelende ondernemer telde acht locaties in Nederland, waarvan drie locaties een ondernemingsraad hadden ingesteld en een locatie een personeelsvertegenwoordiging. In totaal werkten 300 werknemers voor de overkoepelende onderneming verdeeld over de acht locaties. De werknemersvertegenwoordigers vorderden de instelling van een GOR, terwijl de ondernemer een COR wilde instellen.
De kantonrechter oordeelde dat in dit geval de instelling van een GOR bevorderlijker zou zijn voor de goede toepassing van de wet op de ondernemingsraden dan een COR. De ondernemingen hingen in zodanige mate samen dat de instelling van een GOR bevorderlijk zou zijn voor de medezeggenschap. Bovendien zouden twee van de drie ondernemingsraden binnenkort ophouden te bestaan doordat het aantal werknemers van die locaties inmiddels onder de 50 was gezakt. In een COR zijn alleen ondernemingen vertegenwoordigd die ook een ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging in stand houden. Aangezien er op dat moment nog maar twee (van de acht) vertegenwoordigd zouden zijn, zou een COR weinig zinvol zijn. De rechter leek de mogelijkheid om bij het instellen van een COR in alle aparte ondernemingen ook een vrijwillige vertegenwoordiging in te laten stellen in dit geval onwenselijk, omdat er volgens hem geen constructief overleg tussen de werknemers en de ondernemer mogelijk bleek. De onderneming werd dan ook veroordeeld tot het instellen van één GOR.
Er is in de praktijk geen eenduidig antwoord te geven op de vraag wat het beste is voor de onderneming en de toepassing van het medezeggenschapsrecht. Het heeft uiteraard de voorkeur om de knoop niet door een derde te laten doorhakken, maar die beslissing weloverwogen binnen de eigen onderneming te maken. Denk hier dan ook tijdig en goed over na, zodat een dergelijke beslissing niet pas aan de orde komt tijdens een reorganisatie. Wij adviseren u daar uiteraard graag bij.
(Deze uitspraak is gepubliceerd in JAR 2013/151)
Maartje Oliemans-Ouwehand is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.