Praktijkgebieden: Vennootschapsrecht
De overdracht van aandelen in een B.V. kent vele vormen. Eén van de vragen die vaak beantwoord moet worden, is op welke manier de nieuwe aandeelhouder de verschuldigde koopsom zal voldoen. Dat kan gebeuren door bankoverschrijving van de nieuwe naar de oude aandeelhouder, contant, via de derdenrekening van de notaris, etc.
Een andere wijze van betaling is schuldoverneming. De nieuwe aandeelhouder neemt dan een schuld over die de oude aandeelhouder aan de B.V. had. De oude aandeelhouder zal de schuld dan niet meer hoeven te betalen en wordt op die manier in ruil voor zijn aandelen ‘bevoordeeld', net als wanneer hij daadwerkelijk geld in handen zou hebben gekregen. Begrijpelijkerwijs schrijft de wet voor dat de schuldeiser met een schuldoverneming moet instemmen. Als die instemming niet wordt verkregen, is de schuldeiser daaraan niet gebonden en kan hij zijn oude schuldenaar blijven aanspreken.
In een zaak die begin dit jaar bij de rechtbank Limburg speelde, ging dat mis. Een aandeelhouder A wilde zijn aandelen in X B.V., waarvan hij ook bestuurder was, verkopen aan B. Hij gaf zijn notaris instructie de daarvoor benodigde notariële akte voor te bereiden. In zijn instructie aan de notaris gaf A aan dat B de koopsom zou voldoen door ‘cessie van de vordering op de aandeelhouder van € 485.195,-‘. (Waar met schuldoverneming de overgang van een schuld wordt beoogd, wordt met cessie gedoeld op de overgang een vordering.) De notaris had zich moeten realiseren dat A met zijn instructie bedoelde dat B de koopsom zou voldoen door overneming van de schuld van A aan X van € 485.195,-. De notaris realiseerde zich dat echter niet en nam de instructie van A één op één over in de akte. Hoewel schuldoverneming instemming van de schuldeiser vereist, is voor cessie geen instemming van de schuldenaar vereist. De notaris dacht er dan ook niet aan om de instemming van X met de schuldoverneming in de akte op te nemen.
Bijna vijf jaar later ging X failliet. De curator kwam in de boeken van X een vordering op de oude aandeelhouder A tegen en wilde die incasseren. A verweerde zich door te stellen dat B de schuld van hem had overgenomen en dat de curator zich bij B moest melden. Maar de curator stapte naar de rechter en verlangde dat A het bedrag van € 485.195,- aan hem zou betalen. De rechtbank ging daarin mee. Zij overwoog dat er geen enkele indicatie was dat X van de schuldoverneming op de hoogte was of daarmee had ingestemd. Het bleek bijvoorbeeld niet uit de administratie. De rechtbank vroeg zich af of de instemming niet bleek uit het feit dat A bestuurder was van X ten tijde van de transactie, zodat er lagere eisen aan de instemming van X mochten worden gesteld. A wist immers van de schuldoverneming; kon die wetenschap van A dan niet aan X worden toegerekend? De rechtbank vond van niet. In het vennootschapsrecht is volgens de rechtbank juist tot uitdrukking gebracht dat bij handelen in verschillende hoedanigheden extra waarborgen vereist zijn om ongewenste vermenging van belangen te voorkomen. Vertaald naar de schuldoverneming kon de instemming van X (door A als vertegenwoordiger van de vennootschap) niet impliciet worden aangenomen, maar was daarvan enige schriftelijke vastlegging door de vennootschap vereist.
De rechtbank veroordeelde A dus tot betaling van het bedrag van € 485.195,-
Gelukkig voor A bleef het daar niet bij. A had de notaris in vrijwaring opgeroepen omdat hij vond dat die de situatie had veroorzaakt. De rechtbank ging ook daarin mee. Zij oordeelde dat op een oplettende notaris de taak rust om voor of tijdens het verlijden van de akte bij de schuldenaar te verifiëren of de crediteur van de schuld met de debiteurswisseling instemt. A kon daarom de notaris in vrijwaring aansprakelijk houden voor het gevolg dat hij door de curator werd aangesproken. De rechtbank veroordeelde de notaris om aan A te betalen hetgeen A aan de curator moest betalen.
Peter Bos is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied vennootschapsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.