Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Toen ik in juni schreef over Zweedse treinmachinisten die vanwege de hitte in een rok naar hun werk kwamen omdat ze geen korte broek aan mochten trekken sloot ik af met de opmerking dat bij ons zulk warm weer nog ver weg leek. Inmiddels puffen we onder wat wel eens tot een hittegolf zou kunnen uitgroeien, en is de herinnering naar het koude voorjaar verdreven door zonnige dagen en zwoele avonden.
Die toch vrij plotselinge verandering in het weer heeft hier een daar een onverwacht neveneffect: mensen die anderhalve maand geleden nog zeiden dat ze (nog) niet met vakantie zouden gaan willen dat nu alsnog doen. Met als gevolg dat werkgevers geconfronteerd worden met “last minute” aanvragen die de organisatie behoorlijk in de war kunnen sturen. Bij veel werkgevers leeft het idee dat ze weinig kunnen doen tegen die aanvragen (in de zin dat ze eigenlijk geen “nee” kunnen verkopen). De wet is jaren geleden op dat punt wel veranderd ten gunste van de werknemers, maar dat betekent niet dat de werkgever niets in te brengen heeft.
De meeste bedrijven hebben wel een soort procedure voor het aanvragen van vakantie, en naarmate planning kritischer is, zal die procedure ook wat formeler zijn. Als een werknemer vakantie vraagt moet een werkgever binnen twee weken reageren; doet hij dat niet, dan is de vakantie vastgesteld conform de aanvraag van de werknemer (als die voldoende dagen heeft staan – is dat niet het geval, dan wordt de aanvraag dus niet automatisch gehonoreerd!). Ook als de werkgever binnen twee weken reageert zijn de mogelijkheden om te weigeren beperkt, maar ze zijn er wel. Als “gewichtige redenen” zich verzetten tegen het nemen van vakantie kan de werkgever dat weigeren. In dat geval moet de werkgever er wel voor zorgen dat de werknemer in elk geval op enig moment twee weken aaneengesloten, of tweemaal een week, met vakantie kan.
Die gewichtige redenen betreffen uiteraard de organisatie. Er kunnen omstandigheden zijn die met zich brengen dat een al vastgestelde vakantie door de werkgever mag worden gewijzigd, maar eenvoudiger zal het zijn een aanvraag te weigeren. Werknemers die nu nog komen met een verzoek om in augustus weg te mogen terwijl de hele planning al in april van dit jaar is rond gemaakt, kunnen dus te horen krijgen dat ze niet weg mogen.
De rechter toetst die gewichtige reden redelijk kritisch, zoals blijkt uit een recente uitspraak in kort geding. In die uitspraak was het de vraag of een geplande vakantie wel of niet verenigbaar was met re-integratie – een ander terrein waarop partijen wel eens botsen. In de praktijk komen partijen er meestal wel uit, lukt dat niet, dan heeft de werkgever dus in elk geval wel mogelijkheden om te voorkomen dat het plotselinge lekkere weer leidt tot een leegloop van het bedrijf.
Arco Siemons is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.