Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Een langdurig arbeidsongeschikte werknemer leidt voor veel werkgevers tot de nodige hoofdbrekens met dito kosten. Indien na de verplichte twee jaar loonbetaling (en de nodige reïntegratiekosten) het opzegverbod niet meer van kracht is, verkiezen veel werkgevers voor het beëindigen van de arbeidsovereenkomst met de uitgevallen werknemer de ontslagvergunningsroute boven een ontbindingsprocedure. Het UWV kan immers, anders dan de kantonrechter, geen beëindigingsvergoeding toekennen aan de vertrekkende werknemer. De arbeidsongeschikte werknemer heeft al genoeg gekost, en voor óók nog een ontbindingsvergoeding is geen plaats meer, zo menen veel werkgevers. De werknemer ziet zich echter in veel gevallen geconfronteerd met een (groot) inkomensverlies (zeker na invoering van de Wia) dat zeker voor oudere werknemers met een lang dienstverband niet goed is op te vangen. Velen menen dan ook dat het onredelijk is geen ontslagvergoeding mee te krijgen. Het wekt dan ook weinig verbazing dat een relatief groot deel van de zgn “kennelijk onredelijk ontslag”-zaken, naast reorganisaties, betrekking heeft op bovengenoemd onderwerp.
Ook in een recente uitspraak van de kantonrechter te Rotterdam stelde een werknemer dat het gegeven ontslag na ziekte kennelijk onredelijk was en dat hij recht had op schadevergoeding. In dit geval ging het om een werknemer die meer dan 10 jaar had gewerkt bij een bedrijf dat Franse broodproducten en patisserie produceert en vervaardigt. De werknemer viel eind 2008 uit wegens longklachten en kwam niet meer tot werkhervatting. De klachten werden mede veroorzaakt door een allergie tegen graanmengsel, er was (deels) sprake van beroepsastma en de werknemer kon daardoor niet terugkeren naar de werkplek. De re-integratie verliep niet bepaald vlekkeloos: verwijten over en weer over de inspanningen van partijen evenals discussies over de mogelijke omscholing van werknemer zorgden ervoor dat werknemer per 1 augustus 2011 nog geen andere werkkring gevonden had. De werkgever zegde de arbeidsovereenkomst op met een ontslagvergunning van het UWV en zonder een ontslagvergoeding aan te bieden.
De werknemer startte hierop een kennelijk onredelijk ontslagprocedure waarin hij een beroep deed op het gevolgencriterium en stelde recht te hebben op een vergoeding omdat de arbeidsongeschiktheid (in ieder geval deels) was veroorzaakt door het werk. Daarnaast stelde werknemer dat de werkgever te weinig had gedaan aan re-integratie omdat geen passend werk was aangeboden en werknemer geen mogelijkheid was geboden zich om te laten scholen tot ICT helpdeskmedewerker. Omdat de werknemer voor 48% arbeidsongeschikt was verklaard maakte hij, indien hij geen ander werk kon vinden, een inkomensterugval van meer dan 70%.
Het is vaste jurisprudentie dat het enkele feit dat, zoals werknemer stelt, de arbeidsongeschiktheid is ontstaan door het werk maakt niet dat het ontslag per definitie onredelijk is. In combinatie met een lang dienstverband, een hoge leeftijd van de werknemer en – als gevolg daarvan – diens ongunstige positie op de arbeidsmarkt, de mate van reïntegratieinspanningen en het ontbreken van een passende afvloeiingsregeling, leidt dat echter in praktijk wel vaak tot het oordeel van de rechter dat het gegeven ontslag kennelijk onredelijk was en wordt alsnog een vergoeding toegekend aan de werknemer.
Ook hier oordeelde de kantonrechter dat het ontslag kennelijk onredelijk was en wordt de werknemer een vergoeding toegekend. De kantonrechter laat overigens in het midden of de arbeidsongeschiktheid is veroorzaakt door het werk. Voldoende is dat werknemer arbeidsongeschikt is geworden voor het werk, hij lang in dienst was bij de werkgever, en de werkgever te weinig heeft gedaan aan re-integratie. Het had, aldus de kantonrechter, op weg van de werkgever gelegen dat hij ofwel een deel van de omscholingskosten tot ICT-medewerker voor de werknemer had betaald ofwel zich actiever en constructiever had opgesteld door andere omscholingsmogelijkheden te onderzoeken en/of andere passende functies aan te bieden. De werknemer kreeg een vergoeding (zij het een slechts een deel van het gevorderde) ter inkomenssuppletie en gedeeltelijke vergoeding voor de gemaakte opleidingskosten.
Het blijft, zeker indien sprake kan zijn van werk gerelateerde klachten en indien de reïntegratie onderwerp van discussie is geweest (ook al legt het UWV geen loonsanctie op) dus oppassen met het opzeggen van langdurig arbeidsongeschikte werknemers zonder vergoeding.
Fleur Costa Baiôa is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.