Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Minister Asscher heeft een wetsvoorstel ingediend tot aanpassing van de Wet Minimumloon en Minimumvakantiebijslag, waardoor deze minima ook gaan gelden voor mensen die tegen beloning arbeid verrichten op basis van een overeenkomst van opdracht, tenzij zij dit doen in zelfstandige uitoefening van beroep of bedrijf. Oftewel, een wetsvoorstel tot uitbreiding van de werkingssfeer tot arbeidsrelaties die maatschappelijk gezien gelijk kunnen worden gesteld met een dienstbetrekking, vaak aangeduid als “flexwerkers”.
Op grond van de huidige tekst van de wet Minimumloon en de Minimumvakantiebijslag geldt deze alleen voor werknemers die werken op basis van een arbeidsovereenkomst en voor mensen die werken op basis van een overeenkomst van opdracht waarbij het werk persoonlijk moet worden verricht, zij voor niet meer dan twee opdrachtgevers werken en de opdrachten minimaal 3 maanden duren.
Een overeenkomst van opdracht kenmerkt zich doordat het werk niet onder gezag van de opdrachtgever wordt verricht. Dat is een lastig (te controleren) criterium. Het doel van het wetsvoorstel is om oneigenlijk gebruik van dit soort overeenkomsten tegen te gaan. Het komt in Nederland nog regelmatig voor dat de “opdrachtgever” een overeenkomst van opdracht heeft opgesteld met het kennelijke doel te vermijden dat de opdrachtnemer aanspraak kan maken het wettelijk minimumloon, bijvoorbeeld door de opdrachtnemer “op papier” niet te verplichten de arbeid persoonlijk te verrichten, terwijl dat in de praktijk wel noodzakelijk is.
Met dit wetsvoorstel is het minimumloon ook van toepassing op mensen die allerlei korte klussen (korte dan 3 maanden) doen voor verschillende opdrachtgevers (meer dan 2), maar het werk wel steeds persoonlijk verrichten. Het kabinet streeft hiermee naar een betere rechtpositie voor flexwerkers.
Het wetsvoorstel is niet van toepassing op zzp-ers, omdat zij werken in de zelfstandige uitoefening van beroep of bedrijf. Van hen wordt verwacht dat ze zelf invloed kunnen uitoefenen op de hoogte van hun tarieven. De Inspectie van SZW zal bij de handhaving van de nieuwe wetgeving moeten beoordelen of iemand wel of geen zzp-er is. Daarbij zal de inspectie uitgaan van de VAR-verklaring. Dat is een verklaring van de belastingdienst dat de werkzaamheden van de zzp-er niet als dienstbetrekking kunnen worden gezien.
Als de inspectie ontdekt dat een opdrachtgever zich niet aan de wet houdt, dan kan een bestuurlijke boete worden opgelegd en kan de opdrachtgever op straffe van een dwangsom tot nabetaling van het achterstallig loon worden verplicht. De opdrachtnemer kan uiteraard ook zelf een loonvordering instellen tegen zijn opdrachtgever.
Voorlopig is het voorstel nog geen wet. Het moet nog worden goedgekeurd door de Eerste en Tweede kamer en het wetsvoorstel kent een uitgestelde inwerkingtreding van 6 maanden, zodat partijen lopende overeenkomsten nog kunnen aanpassen. Wij houden u op de hoogte.
Maartje Oliemans-Ouwehand is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.