Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden
De bevoegdheid tot eigen aangifte van het faillissement van een besloten (of naamloze) vennootschap berust bij het bestuur van die vennootschap. Het bestuur is immers de ‘spreekbuis' die de vennootschap doorgaans vertegenwoordigt en de (rechts-)handelingen, zoals een eigen aangifte, in naam van de vennootschap verricht. Wat nu te doen met een faillissementsaangifte in geval van een vennootschap zonder bestuur?
De rechtbank Midden-Nederland werd geconfronteerd met een dergelijk geval. Een advocaat diende namens een vennootschap een verzoekschrift tot eigen aangifte van het faillissement van een B.V. in. De B.V. had op het moment dat die aangifte werd ingediend echter geen bestuur die de vennootschap bij de aangifte kon vertegenwoordigen.
De algemene aandeelhoudersvergadering constateerde in de beraadslaging voorafgaand aan de eigen aangifte dat de vennootschap geen bestuur had. De vergadering constateerde bovendien dat in de statuten niet alleen stond bepaald dat de vennootschap door het bestuur werd vertegenwoordigd, maar ook dat de aandeelhoudersvergadering in ‘geval van belet of ontstentenis' van een bestuurder een bevoegd vertegenwoordiger zou aanwijzen.
De aandeelhoudersvergadering wees echter geen vertegenwoordiger aan. Wel gaf zij opdracht aan een advocaat om eigen aangifte te doen namens de vennootschap.
Kon die opdracht aan de advocaat dan worden gezien als het aanwijzen van een vertegenwoordiger in geval van belet of ontstentenis van een bestuurder? De rechtbank wees dat af: de opdracht aan de advocaat beperkt zich tot de bijstand bij de faillissementsaanvraag. Met die opdracht is volgens de rechtbank dus evenmin in het bestuur – in de vertegenwoordiging – voorzien. En een vennootschap die niet wordt vertegenwoordigd, kan niet om haar eigen faillissement verzoeken. De rechtbank verklaart de vennootschap niet-ontvankelijk in haar verzoek.
Sascha Guillaume is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bedrijven in moeilijkheden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.