Praktijkgebieden: Bouwrecht
Met een zekere regelmaat doen aannemers in een procedure bij de Raad van Arbitrage voor de Bouw een beroep op matiging van de in § 42 van de UAV opgenomen kortingsregeling. Tot veel successen heeft dit niet geleid, zo ook niet in de in deze maand in het Tijdschrift voor Bouwrecht gepubliceerde uitspraak in hoger beroep van 19 oktober 2012 (TBR 2013/59).
Arbiters in eerste aanleg hadden het beroep op matiging afgewezen, en in appel voerde de aannemer aan dat de korting (of boete) gematigd dient te worden omdat 1) de opdrachtgever geen enkele schade heeft geleden als gevolg van de te late oplevering en 2) de opdrachtgever bij de aannemer de verwachting heeft gewekt dat zij de kortingsregeling niet zou toepassen.
Ook bij appelarbiters vangt de aannemer bot. Het tweede punt kon de aannemer niet aannemelijk maken, en ten aanzien van het eerste punt oordelen arbiters dat er altijd wel sprake is van enige schade bij latere oplevering (denk alleen maar aan renteverlies), waarbij zij voor het overige aanknopen bij het uitgangspunt van de Hoge Raad dat matiging alleen aan de orde kan zijn als toepassing van een boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt.
In dit laatste verband verwijzen arbiters nog naar de gezichtspunten die door de Hoge Raad in dit kader zijn ontwikkeld: de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, de aard van de overeenkomst, de inhoud en strekking van het boetebeding en de omstandigheden waaronder het beding is ingeroepen.
Arbiters komen in hun vonnis tot de slotsom dat aannemer geen andere (anders dan dat de opdrachtgever geen enkele schade heeft geleden)omstandigheden heeft gesteld waarom toepassing van het boetebeding tot een onaanvaardbaar resultaat zou leiden, en dus wijzen zij het beroep op matiging af. Zij voegen daaraan nog ten overvloede toe dat het gaat om twee professionele partijen die willens en wetens een contract hebben gesloten met daarin opgenomen de onderhavige kortingsregeling.
Uit alles blijkt: arbiters durven eigenlijk hun handen niet te branden aan het punt van de matiging.
In haar noot onder de uitspraak wijst Noortje Lavrijssen er dan ook terecht op dat door arbiters slechts minimaal aan de gezichtspunten van de Hoge Raad wordt getoetst. Ik zou het nog sterker willen formuleren: arbiters hebben in het geheel niet aan de gezichtspunten van de Hoge Raad getoetst.
Wellicht heeft de advocaat van de aannemer hiervoor te weinig aandacht gevraagd, zoals Noortje Lavrijssen suggereert, maar los hiervan denk ik dat het beslist noodzakelijk is, en wat dat betreft sluit mij geheel bij haar aan, dat arbiters van de Raad van Arbitrage in het vervolg uitgebreider motiveren waarom men geen (of wel natuurlijk) aanleiding ziet om de overeengekomen boete te matigen.
Bij het matigen van boete begeeft men zich uiteraard op glad ijs, maar dit kan uiteraard nimmer reden zijn een beroep op matiging niet serieus te toetsen aan de gezichtspunten die daarin een rol spelen.
Charles Smit is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bouwrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.