Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden
Af en toe schrijven onze insolventiespecialisten een blog waarin zij een bepaald faillissementsrechtelijk onderwerp kort bespreken. Deze keer is de afkoelingsperiode aan de beurt.
Een afkoelingsperiode kan zowel in faillissement als in surseance van betaling worden ingesteld. In deze blog beperken wij ons tot de afkoelingsperiode in faillissement. Een afkoelingsperiode is een periode van ten hoogste twee maanden (met de mogelijkheid van verlenging met maximaal twee maanden) waarin “derden” hun rechten op goederen die tot de boedel behoren of die zich in de macht van de gefailleerde bevinden, niet kunnen uitoefenen. Het gaat dan meestal om pand- en hypotheekhouders, zij die een eigendomsvoorbehoud hebben bedongen, zij die een reclamerecht kunnen uitoefenen, de verhuurder van het bedrijfspand en de Belastingdienst. Zonder afkoelingsperiode kunnen zij ondanks het faillissement (!) gewoon hun pand- of hypotheekrecht executeren, hun eigendommen opvorderen, hun verhuurde pand met een ontruimingsvonnis laten ontruimen respectievelijk goederen van derden op de bodem van gefailleerde verkopen. Zodra een afkoelingsperiode is ingesteld, mogen zij dat niet.
De gedachte achter de afkoelingsperiode is dat de curator de eerste tijd na de faillietverklaring ruimte nodig heeft om zich een oordeel te vormen over de vraag welke goederen in de boedel vallen of welke goederen hij in elk geval voor de boedel wil behouden, bijvoorbeeld in verband met een mogelijke voortzetting of verkoop van het bedrijf. De wetgever vond dat het beleid van de curator in ernstige mate kan worden doorkruist, wanneer hij in deze periode door derden voor een fait accompli geplaatst wordt. Er bestaat daarom behoefte aan de mogelijkheid om aan hen een afkoelingsperiode op te leggen. De afkoelingsperiode dient er dus niet alleen toe de boedel te inventariseren, maar ook om te onderzoeken of integrale verkoop van de onderneming tot de mogelijkheden behoort. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat wanneer de curator besluit tot liquidatie van de onderneming, de afkoelingsperiode haar betekenis kan verliezen. De curator moet er gedurende de afkoelingsperiode op toezien dat de rechten van derden niet worden aangetast. Ten aanzien van 'bevroren' eigendommen van derden rust op hem een zorgplicht.
De rechtbank kan de afkoelingsperiode direct bij het uitspreken van het faillissement instellen op verzoek van degene die het faillissement heeft aangevraagd of op verzoek van de gefailleerde. Tijdens het faillissement (in de praktijk meestal wel vrij snel na het uitspreken daarvan) kan een afkoelingsperiode ook worden ingesteld, maar dan door de rechter-commissaris. Hij doet dat uit eigen beweging of op verzoek van een “belanghebbende”. Meestal is dat de curator, maar het kan ook de gefailleerde zijn of bijvoorbeeld degene die rechten pretendeert op goederen die zich in de macht van de gefailleerde bevinden.
De “derde” die het met de beperking van zijn rechten niet eens is, kan machtiging aan de rechter-commissaris vragen om ondanks de afkoelingsperiode toch zijn rechten te mogen uitoefenen. In de praktijk zien wij dat deze derde met een goed verhaal moet komen om die machtiging te verkrijgen. Als de rechter-commissaris de machtiging weigert, is daarmee de kous af. De derde kan ook tegen de instelling van de afkoelingsperiode zelf beroep instellen bij de rechtbank (als de rechter-commissaris de afkoelingsperiode heeft ingesteld) en vervolgens cassatie bij de Hoge Raad. De termijnen daarvoor zijn overigens zeer kort.
Peter Bos is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bedrijven in moeilijkheden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.