Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Bij het verstrekken van subsidies mag de subsidieverlener géén Balkenendenorm opleggen aan de subsidieontvanger. Dat heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch in haar uitspraak van 9 april 2013 bepaald.
Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven had bij de subsidieverlening voor 2012 aan de Brabantse verslavingszorginstelling Novadic-Kentron de verplichting opgelegd dat het salaris van medewerkers niet hoger mag zijn dan de norm in de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens, beter bekend als de “Balkenendenorm”. De beloning van twee directeuren overstijgen echter deze norm. De verslavingszorginstelling is daarom, en met succes, in rechte opgekomen tegen deze subsidieverplichting.
Een subsidieverlener kan aan een subsidieontvanger verplichtingen opleggen. De wet biedt die mogelijkheid met het oog op een doelmatig en rechtmatig subsidiebeleid aan subsidieverleners. Er zijn kort gezegd twee soorten te onderscheiden: de doelgebonden en de niet-doelgebonden (of oneigenlijke) subsidieverplichtingen. Een subsidieverplichting dient in beginsel doelgebonden te zijn, de verplichting strekt tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. Een niet-doelgebonden verplichtingen als bedoeld in artikel art. 4:39 Awb mag slechts opgelegd voor zover dit bij wettelijk voorschrift is bepaald (lid 1) en deze nog wel enig verband houdt met de gesubsidieerde activiteit (lid 2).
De rechtbank acht de opgelegde Balkenendenorm geen verplichting die strekt tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. Ook acht zij deze een ongeoorloofde niet-doelgebonden subsidieverplichting in de zin van art. 4:39 Awb. Aan het eerste lid wordt nog wel voldaan, de verplichting is gebaseerd op de Algemene subsidieverordening gemeente Eindhoven, maar de Balkenendenorm strandt op het tweede lid. De verplichting heeft geen betrekking op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht. De rechtbank overweegt daartoe dat de verplichting geen betrekking heeft op de medewerkers zelf, maar op de inkomens die worden uitbetaald aan de medewerkers. Vrij vertaald: de inkomensbeperking is een doel op zich, en staat los van het doel van de gesubsidieerde activiteit. De Balkenendenorm houdt dan ook geen verband met de gesubsidieerde activiteit. Daarom had het college deze verplichting niet mogen opleggen, aldus de rechtbank 's-Hertogenbosch.
Claudia Koenen is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.