Praktijkgebieden: Arbeidsrecht, Reorganisaties
Voor kleine ondernemingen met minder dan 50 werknemers bestaat geen verplichting een OR te hebben. In kleine ondernemingen kan een personeelsvertegenwoordiging (hierna PVT) zijn ingesteld, maar vaak is er niets geregeld. Het komt nog al eens voor dat een werkgever meent dat wanneer er geen OR is, er geen medezeggenschapsverplichtingen van toepassing zijn. Dat is echter onjuist, en kan een werkgever duur komen te staan zo bleek ook onlangs weer uit een uitspraak van de kantonrechter te Amsterdam van 11 maart 2013.
In voornoemde uitspraak ging het om een stichting met 42 werknemers, waar ten gevolge van een reorganisatie 18 arbeidsplaatsen zouden komen te vervallen. Er was een PVT in oprichting. Daags voor die oprichting vroeg de werkgever, zonder het personeel of de in oprichting zijnde PVT om advies te vragen, 18 ontslagvergunningen aan bij het UWV Werkbedrijf. De werkgever meende tot het inwinnen van advies niet verplicht te zijn nu er (nog) geen personeelsvertegenwoordiging was op het moment dat de ontslagaanvragen werden ingediend en berichtte het personeel pas enkele dagen na indiening van de aanvragen over de op handen zijnde reorganisatie.
De inmiddels ingestelde PVT was not amused en stelde een procedure in, waarbij zij een beroep deed op artikel 35c lid 3 juncto 35 b lid 5 van de Wet op de Ondernemingsraden (hierna WOR). Op grond van dit artikel komt de PVT, dan wel bij afwezigheid daarvan het personeel zelf, een adviesrecht toe met betrekking tot voorgenomen besluiten die kunnen leiden tot verlies van een arbeidsplaats en/of een belangrijke verandering van de arbeid, de arbeidsvoorwaarden of de arbeidsomstandigheden indien het besluit tenminste een vierde deel van de werknemers betreft. De PVT vorderde als voorziening om de ingediende ontslagaanvragen in te trekken, dan wel indien ontslagvergunningen al zouden zijn verleend, de werkgever te verbieden deze te gebruiken.
De rechter stelde de PVT in het gelijk. De rechter overwoog dat het op weg van de werkgever had gelegen de oprichting van de PVT af te wachten en enkele dagen respijt te nemen om zo invulling te geven aan de medezeggenschap van de PVT alvorens ontslagvergunningen aan te vragen. De PVT had aldus om advies moeten worden gevraagd. De gevolgen van het nalaten daarvan komen voor rekening van de werkgever.
De rechter herinnert er bovendien aan dat, indien er geen PVT (in oprichting) was geweest de werkgever niet zomaar de reorganisatie had mogen doorvoeren: dan had hij al het personeel dienen te horen omtrent de voorgenomen reorganisatie. De werkgever heeft echter eerst de ontslagenaanvragen ingediend en daarna de werknemers hiervan op de hoogte gesteld. De werkgever dient de ontslagaanvragen daarom in te trekken, en voorzover de vergunningen zijn verleend, mag hij daarvan geen gebruik maken.
Het advies voor elke ondernemer is om ook indien er geen OR of PVT is te proberen zoveel mogelijk aan de medezeggenschapsrechten van uw werknemers invulling te geven. Wie het adviesrecht respecteert voorkomt aanzienlijke vertraging in de uitvoering van de reorganisatie. Ook de relatie met het personeel er wel bij varen en de draagvlak voor de reorganisatie zal groter zijn.
Fleur Costa Baiôa is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.