Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden
Wanneer een goed onder eigendomsvoorbehoud wordt geleverd, dan wordt dit goed voor de koper beschouwd als een toekomstig goed. Het goed bestaat al wel, maar behoort nog niet in eigendom toe aan de koper. Ondanks dat de koper nog geen eigenaar is, kan hij het goed wel bij voorbaat verpanden. Betaalt de koper op enig moment de koopprijs, dan vervalt daarmee het eigendomsvoorbehoud en komt door de eerdere verpanding bij voorbaat een rechtsgeldig pandrecht op de eigendom van het goed tot stand.
Wat gebeurt er op het moment dat de koper failliet gaat vóórdat deze de koopprijs heeft voldaan? De koper is op dat moment nog geen eigenaar van het goed en een pandrecht op de eigendom van dat goed is dus nog niet tot stand gekomen. Of wel? Kan een bank op dit voorwaardelijke eigendomsrecht ook al een pandrecht vestigen?
Deze kwestie is recentelijk aan de orde gekomen bij de rechtbank Den Haag. De bank had een pandrecht bedongen op alle huidige en toekomstige zaken van de failliete vennootschap. Deze bank stelde zich op het standpunt dat door de levering onder eigendomsvoorbehoud een rechtsgeldig pandrecht op de voorwaardelijke eigendom tot stand is gekomen. Er zou geen pandrecht bij voorbaat op de eigendom zijn gevestigd, maar een volwaardig pandrecht op de voorwaardelijke eigendom. Omdat de bank na de faillissementsdatum de restant koopprijs had voldaan claimt de bank dat zij zelfs een pandrecht op de eigendom van het goed heeft verkregen.
De curator betwist dit – en de rechtbank is het met de curator eens. Een onder eigendomsvoorbehoud geleverd goed moet volgens de rechtbank worden beschouwd als een toekomstig goed. Voor de redenering dat de levering onder eigendomsvoorbehoud een voorwaardelijk eigendomsrecht oplevert waar een pandrecht op kan worden gevestigd, ziet de rechtbank geen grond. Het voorwaardelijke eigendomsrecht betreft, zo stelt de rechtbank, slechts een contractueel recht op levering om de eigendom van het goed te verwerven. Nu de koper failliet is, is hij op grond van de Faillissementswet (artikel 23) niet meer beschikkingsbevoegd om het bij voorbaat gevestigde pandrecht te kunnen vestigen. Ook bepaalt de Faillissementswet (artikel 35 lid 2 ) dat een bij voorbaat geleverd toekomstig goed in de boedel valt. Voor zover op het contractuele recht al een pandrecht kon worden gevestigd, overweegt de rechtbank dat het betalen van de koopprijs na de faillissementsdatum niet ertoe kon leiden dat het pandrecht op het contractuele recht op levering converteert tot een pandrecht op de eigendom van het goed.
Volgens deze rechtbank kon er dus geen geldig pandrecht meer ontstaan op de onder eigendomsvoorbehoud geleverde, pas na faillissement betaalde zaken.
Sascha Guillaume is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bedrijven in moeilijkheden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.