Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Een subsidiënt mag een subsidiering van een instelling die langer dan 3 achtereenvolgende jaren plaatsvindt, beëindigen of verminderen. De wettelijke regeling voor zo'n beëindiging of vermindering, of beter gezegd: de (gedeeltelijke) weigering van een subsidieverlening voor een volgend tijdvak, is gegeven in artikel 4:51 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De wetgever vindt dat de gesubsidieerde niet met een beëindiging mag worden overvallen. De subsidieontvanger moet voldoende tijd krijgen om maatregelen te kunnen nemen om de gevolgen van de beëindiging of vermindering van de subsidie op een behoorlijke manier op te vangen. De beëindiging of vermindering moet dus op tijd worden aangekondigd. Tussen de aankondiging en het daadwerkelijk weigeren van de nieuwe subsidieaanvraag moet een redelijke termijn zitten.
De aankondiging van subsidiebeëindiging is een appellabel besluit in de zin van artikel 1:3 Awb, omdat de bescherming waarin artikel 4:51 van de Awb voorziet niet tot haar recht komt indien de bekendmaking van het voornemen tot gehele of gedeeltelijke weigering van de subsidie wordt gezien als een aankondiging zonder rechtsgevolg (ABRS 24 april 2002 in zaak nr. 200106333/1).
Een vooraankondiging is echter geen Awb-besluit. Aldus de Afdeling (ABRS 13 februari 2013, zaaknrs. 201206483/1 en 201208654/1), die zich recentelijk over een vooraankondiging van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan de Stichting de Toneelmakerij heeft mogen buigen.
In de vooraankondiging werd de Toneelmakerij onder meer geïnformeerd over een nieuwe subsidieregeling en maakte de staatssecretaris zijn voornemen bekend de subsidie voor de periode 2013-2016 gedeeltelijk te weigeren. De staatssecretaris had ook uitdrukkelijk te kennen gegeven dat deze geen aankondiging bevat in de zin van artikel 4:51 van de Awb, maar dat die aankondiging op een later moment zal volgen.
Deze laatste zin gaf voor de Afdeling waarschijnlijk de doorslag:
“Nu in de brief van 16 september 2011 uitdrukkelijk is vermeld dat niet is beoogd daarmee een aankondiging als bedoeld in artikel 4:51 van de Awb te doen, kan deze brief in beginsel ook niet als zodanig worden opgevat. Verder is van belang dat de brief geen concrete gegevens bevat omtrent de omvang van de subsidie in de periode 2012-2016, zodat nog niet vaststond of en zo ja, in welke mate, een lagere subsidie aan de Toneelmakerij zou worden verleend, wanneer zij daartoe een aanvraag zou indienen. Uit de bewoordingen van de brief blijkt veeleer dat dit pas zou blijken wanneer de subsidieregeling was gepubliceerd in de Staatscourant. Ook is van belang dat de Toneelmakerij in de brief wordt gevraagd in het geval dat zij met kosten zou worden geconfronteerd die het directe gevolg zouden zijn van een gewijzigde subsidierelatie dit binnen vier weken aan de staatssecretaris kenbaar te maken. De brief van 16 september 2011 kan gelet op het vorenstaande dan ook niet worden aangemerkt als een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb.”
Kortom: in dit geval was er dus (nog) geen sprake van een aankondigingsbesluit in de zin van artikel 4:51 Awb. Een belangrijke indicatie voor de kwalificatie van een “vooraankondiging” is dus kennelijk als de subsidiënt er nadrukkelijk bij vermeld dat er geen sprake is van een aankondiging. Toch blijft de kwalificatie van zo'n schrijven vooral van de omstandigheden afhangen. Daarom is het advies om bij twijfel toch altijd maar bezwaar te maken om vooral geen rechtsbeschermingsmomenten voorbij te laten gaan.
Claudia Koenen is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.