icon

Na ontruiming achtergelaten inboedel

Het is voor de verhuurder van woonruimte niet makkelijk om de huurovereenkomst tegen de wil van de huurder te beëindigen. Daarvoor is tussenkomst van de rechter vereist. Ingeval de huurder na huuropzegging door de verhuurder niet schriftelijk instemt met de beëindiging van de huur, moet de verhuurder de huurder in rechte betrekken en vorderen dat de rechter het tijdstip zal vaststellen waarop de huur zal eindigen. Deze vordering kan slechts worden toegewezen als terecht een beroep wordt gedaan op één van de in artikel 7:274 lid 1 vermelde opzeggingsgronden. Ook ontbinding van de huurovereenkomst kan in beginsel alleen via de rechter plaatsvinden.

Als de rechter de opzegging c.q. ontbinding toewijst kan de verhuurder, na betekening van het vonnis en de verder in acht te nemen formaliteiten, overgaan tot ontruiming van het gehuurde. Meer dan eens blijkt vervolgens dat de huurder (een groot deel van) de door hem in de woning geplaatste inboedel heeft laten staan. De vraag rijst hoe de verhuurder hiermee in een dergelijke situatie dient om te springen.

Een voorbeeld van wat de verhuurder is toegestaan is weergegeven in een recente uitspraak van de Rechtbank Arnhem. In deze zaak, waarin de huurovereenkomst wegens huurachterstand was ontbonden, had de verhuurder de inboedel een periode opgeslagen en vervolgens, na het uitblijven van betaling van de gemaakte kosten door de huurder, de inboedel vernietigd.

De rechtbank stelde vast dat de huurder in casu geen maatregelen had getroffen voor het behoud van zijn inboedel na de ontruiming van de woning. De verhuurder had de inboedel na de ontruiming opgeslagen en zo het onmiddellijk afvoeren en vernietigen daarvan voorkomen. Hierbij handelde de verhuurder op basis van zaakwaarneming. De verhuurder was daarbij gehouden de nodige zorg te betrachten, en voor zover dit redelijkerwijs van hem kon worden verlangd de begonnen waarneming voort te zetten.

De verhuurder had bij brief aan de huurder aangekondigd dat de inboedel zou worden vernietigd, tenzij betaling van de kosten van ontruiming voor een bepaalde datum zou zijn ontvangen. Betaling bleef vervolgens uit.

De rechtbank overwoog dat niet was gesteld noch was gebleken dat de huurder het bedrag dat met de afvoer en opslag van de inboedel gemoeid was, kon betalen. Op grond van zijn retentierecht behoefde de verhuurder de inboedel niet aan de huurder af te geven, terwijl, gezien de omstandigheden, ook niet van hem kon worden verwacht dat hij de verantwoordelijkheid voor het behoud van de inboedel zou blijven dragen ook na verloop van de gegunde betaaltermijn, gedurende welke periode de kosten voor de verhuurder bleven oplopen.

De rechtbank oordeelde dat de verhuurder in de gegeven situatie zijn zorgplicht als zaakwaarnemer niet had geschonden door de zaakwaarneming na het aflopen van de daartoe gestelde termijn te beëindigen en de inboedel te laten vernietigen. De huurder moest vervolgens de schade betalen die de verhuurder had geleden als gevolg van de zaakwaarneming.

De verhuurder moet met dergelijk acties desalniettemin de nodige voorzichtigheid in acht nemen. Indien de situatie net anders ligt, en de rechter van mening is dat vernietiging niet geoorloofd was, zal de verhuurder de door de huurder geleden schade moeten vergoeden. Juridisch advies is in dergelijke situaties onontbeerlijk. Wij zijn u daarbij graag van dienst.


Christopher Seine is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied huurrecht.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Na ontruiming achtergelaten inboedel

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief