Praktijkgebieden: Bouwrecht
In zijn deze maand in het Tijdschrift voor Bouwrecht opgenomen Kroniek rechtspraak UAV-GC (TBR 2013/37) noemt Edwin van Dijk onder andere de uitspraak van de Raad van Arbitrage voor de Bouw van 22 augustus 2008 (TBR 2008/131) over de vraag voor wiens risico een Explosievenonderzoek dient te komen.
De zaak betrof het ontwerp en de uitvoering van drie viaducten in een gebied waar in de oorlog behoorlijk was gebombardeerd. De aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven in het werkterrein was dus niet ondenkbaar.
Het werk was Europees aanbesteed, waarbij de opdrachtgever had aangegeven dat door haar een Explosievenonderzoek zou worden uitgevoerd en dat de resultaten van dit onderzoek via een nota van inlichtingen aan de aannemers ter beschikking zouden worden gesteld.
Later, na de gunning, bleek dat er toch nog aanvullend onderzoek nodig was. Het ging daarbij om een bedrag van ruim € 1 miljoen. De aannemer die het werk had gekregen verschilde met de opdrachtgever van mening over de vraag wie deze kosten voor zijn rekening zou moeten nemen. Vandaar dat partijen bij de Raad van Arbitrage terecht kwamen.
De aannemer stelde zich op het standpunt dat, kort gezegd, uit de contractstukken is af te leiden dat het totale Explosievenonderzoek, dus ook het aanvullend onderzoek, voor rekening van opdrachtgever dient te komen. De opdrachtgever daarentegen was de mening toegedaan dat het onderzoek door de aannemer moet worden uitgevoerd, omdat sprake is van een Design- & Constructovereenkomst waarop de UAV-GC van toepassing zijn, waarbij de werkzaamheden die de opdrachtgever ten behoeve van het ontwerp en de uitvoering zal verrichten limitatief in de contractdocumenten zijn opgesomd.
Arbiters gaven de aannemer gelijk. Zij hadden hiervoor vele goede argumenten op basis van de contractstukken, maar zij spraken ten slotte als hun oordeel uit dat, los van het type contract, een volledig Explosievenonderzoek op en in de buurt van het onderhavige terrein bij uitstek onderzoek is dat voor risico van de opdrachtgever dient te komen, tenzij opdrachtgever voor de gunning expliciet kenbaar maakt dat aannemer dit onderzoek in zijn geheel, dan wel voor een deel zelf dient uit te voeren. Immers, zo overwogen arbiters verder, de aannemer kan de hiermee gepaard gaande risico's dan in zijn prijs verdisconteren.
Kortom, een Design- & Constructovereenkomst heeft niet tot gevolg dat, zoals sommige opdrachtgevers wel eens veronderstellen, de aannemer al het onderzoek dient te verrichten dat voor het vervaardigen van het ontwerp en voor de uitvoering noodzakelijk is, tenzij het tegendeel uit de contractdocumenten blijkt. Daarom is het goed de onderhavige uitspraak van de Raad van Arbitrage uit 2008 nog eens naar voren te halen.
Charles Smit is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bouwrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.