Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
De deelraad van Stadsdeel Zuid besluit om ruim 4 miljoen ter beschikking te stellen voor de renovatie van het “De Mirandabad”. De ondernemingsraad (OR) meldt zich, en vraag het stadsdeel om dit besluit ter advisering aan hem voor te leggen. Er is toch immers sprake van een belangrijke investering en het aantrekken van een belangrijk krediet, en dan heeft de OR adviesrecht op basis van artikel 25 lid 1 sub h en i Wet op de ondernemingsraden (WOR). Daar wil het stadsdeel niets van weten; het weigert om advies te vragen nu dit op basis van de wet niet zou zijn vereist.
Partijen ontmoeten elkaar bij de Ondernemingskamer en daar gaat het in de eerste plaats om de vraag of dit niet een typisch geval van politiek primaat is, waarbij de OR geen adviesrecht toekomt over het besluit zelf doch uitsluitend over de personele gevolgen daarvan. Tot dat politiek primaat behoren besluiten omtrent de publiekrechtelijke vaststelling van taken van publiekrechtelijke lichamen en onderdelen daarvan, alsmede het beleid ten aanzien van de uitvoering van die taken. Het stadsdeel meent dat daarvan sprake is; de Ondernemingskamer oordeelt [link LJN BY5619] van niet. De aan dat oordeel ten grondslag liggende overwegingen zijn van belang voor overheidslichamen die zichzelf ook afvragen of zij een beroep kunnen (en vervolgens willen) doen op het primaat van de politiek.
Allereerst geeft de Ondernemingskamer aan dat de omstandigheid dat het besluit is genomen door een democratisch orgaan, op zichzelf niet voldoende is om te concluderen dat het besluit binnen het primaat van de politiek valt. Ook het feit dat het besluit betrekking heeft op de verdeling van het stadsdeel toekomende financiële middelen, maakt dat niet anders. Vervolgens is, aldus de Ondernemingskamer, van belang dat er ook geen sprake is van een besluit dat een politieke afweging vergt van de voor- en de nadelen ervan.
Wil een overheidsorgaan als ondernemer een geslaagd beroep kunnen doen op het primaat van de politiek, dan zal deze, aldus de Ondernemingskamer, concrete omstandigheden moeten stellen op basis waarvan de conclusie gerechtvaardigd is dat het in dat specifieke geval, met het oog op de bescherming van het primaat van de politiek, de medezeggenschap dient te worden beperkt. Uit die omstandigheden moet (bijvoorbeeld) blijken dat het besluit gepaard gaat met een verschuiving van politieke taken of verantwoordelijkheden en/of is ingegeven door politieke overwegingen. Zijn die concrete omstandigheden er niet, dan dient een voorgenomen besluit op grond van artikel 25 WOR gewoon ten volle ter advies aan de OR te worden voorgelegd.
Ten aanzien van De Mirandabad oordeelt de Ondernemingskamer dat dergelijke concrete omstandigheden niet zijn aangevoerd en dat deze ook anderszins niet zijn gebleken. Hieraan voegt de Ondernemingskamer toe dat ook wanneer het besluit in het verleden om een zwembad te bouwen en te exploiteren ten behoeve van inwoners van de gemeente is ingegeven door politieke afwegingen en keuzes, dit nog niet wil zeggen dat het nu genomen besluit tot renovatie zonder meer op diezelfde afwegingen en keuzes berust. Het is ook goed voorstelbaar, gelet op de aard van het besluit, dat het niet (mede) op grond van politieke afwegingen is genomen. Het stadsdeel had dat inzichtelijk en daarmee toetsbaar moeten maken, aldus de Ondernemingskamer. Dus hoewel de ruimte met deze uitspraak daartoe beperkt is, is het niet ondenkbaar dat het besluit met een betere motivering wel degelijk binnen het primaat van de politiek kan worden gebracht.
Het stadsdeel heeft in een reactie op de uitspraak (zie www.zuid.amsterdam.nl) laten weten dat een nieuw gelijkluidend voorgenomen besluit alsnog aan de OR wordt voorgelegd teneinde aan de hand van dat advies een nieuw besluit te kunnen nemen. Dat laatste zal inmiddels wel gebeurd zijn. Uit de reactie blijkt niet of men zich ook inhoudelijk in de uitspraak kon vinden, en om die reden ervoor heeft gekozen om niet een nieuw beter gemotiveerd voorgenomen besluit te nemen, of dat deze koers met name is ingegeven uit praktische en strategische overwegingen. Het stadsdeel kon in het kader van de aanbestedingsprocedure namelijk niet overgaan tot gunning en wilde de werkzaamheden aan De Mirandabad alsnog zo spoedig mogelijk laten starten.
Femke van Ooijen is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.