Praktijkgebieden: Bestuursrecht
De regels in het bestuursrechtprocesrecht zijn gewijzigd. Per 1 januari 2013 is de Wet aanpassing bestuursprocesrecht goeddeels in werking getreden.
Een belangrijke wijziging in de Algemene wet bestuursrecht is dat met het nieuwe artikel 8:69 Awb voor alle bestuursrechtzaken het relativiteitsvereiste is gaan gelden. Dit houdt in dat de bestuursrechter een besluit niet vernietigt op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
Naast de bovenstaande aanpassing zijn er meerdere, andere wijzigingen doorgevoerd. Ik noem als voorbeeld de verruimde mogelijkheden voor bestuursorganen en bestuursrechters om gebreken in besluiten te passeren (6:22 Awb) en de codificatie van de jurisprudentie over het in stand laten van de rechtsgevolgen bij een vernietiging van een besluit (artikel 8:72 Awb).
Een wijziging die wel op stapel ligt, maar nog niet is doorgevoerd, is het incidentele hoger beroep: indien hoger beroep is ingesteld, kan degene die ook hoger beroep had kunnen instellen, incidenteel hoger beroep instellen zodat diegene de uitspraak ook op eigen inhoudelijke gronden kan bestrijden. Volgens de wetgever kan deze bepaling nog niet in werking treden omdat gebleken is dat deze zich niet leent voor onverkorte toepassing in vreemdelingenzaken. De desbetreffende artikelen 8:110 tot en met 8:112 Awb treden daarom pas in werking nadat de Veegwet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken 33 455, met enkele wijzigingen opgenomen van de Vreemdelingenwet 2000) tot stand is gekomen. Voorlopig dient men dus uit voorzorg toch nog maar pro forma hoger beroep (d.w.z. zonder motivering) in te stellen. Als blijkt dat andere partijen geen beroep instellen kan dat pro forma beroep altijd nog worden ingetrokken.
Claudia Koenen is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.