Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Artikel 6:16 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat het instellen van bezwaar of beroep tegen een besluit geen schorsende werking heeft. Ondanks ingesteld beroep, waarbij het gemakkelijk een half jaar kan duren voordat de rechtbank uitspraak doet, kan een vergunninghouder dus bijvoorbeeld beginnen met bouwwerkzaamheden. Om dit tegen te houden totdat er een definitieve uitspraak ligt kan degene die bezwaar of beroep heeft ingesteld een voorlopige voorziening aanvragen.
Voor toewijzing van een voorlopige voorziening gelden op grond van artikel 8:81 Awb de volgende voorwaarden:
– De procedure in hoofdzaak dient aanhangig te zijn (beroep bij de rechter, bezwaar of administratief beroep). Dit is het ‘connexiteitsvereiste'. Het ingediende bezwaar- of beroepschrift moet ook overgelegd worden. Wanneer geen hoofdzaak aanhangig is gemaakt, of hierin reeds is beslist, kan dus geen schorsingsverzoek meer worden ingediend. Wanneer een schorsingsverzoek is gedaan bij bezwaar, en daarop wordt beslist voordat de zitting bij het verzoek heeft plaatsgevonden, dan blijft de connexiteit bestaan wanneer hij vervolgens beroep instelt, zo bepaalt 8:81 lid 5 Awb.
– Onverwijlde spoed gelet op de betrokken belangen. Een duidelijk voorbeeld is bijvoorbeeld een verleende sloopvergunning. Bij een vergunning voor (bijvoorbeeld) gewijzigde openingstijden is de spoed bijvoorbeeld minder duidelijk. De praktijk leert echter dat rechters niet zwaar tillen aan de eis van onverwijlde spoed, maar het gaat wel eens mis.
– De toetsing voor de toewijsbaarheid van de voorlopige voorziening is meestal gebaseerd op een voorlopig rechtmatigheidsoordeel. Is een besluit naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter onrechtmatig, dan kan een schorsingsverzoek worden toegewezen.
Na het instellen van een schorsingsverzoek worden partijen over het algemeen uitgenodigd voor een zitting. Deze zal ‘zo spoedig mogelijk' plaatsvinden (artikel 8:83 Awb), ook de uitspraak dient ‘zo spoedig mogelijk' te gebeuren (artikel 8:84 Awb). In de praktijk ligt deze termijn tussen een week en enkele maanden. De voorlopige voorziening zal na een eventuele positieve uitspraak in werking treden. Specifiek bij bestemmingsplannen geldt een uitbreiding daarop: artikel 8.4 Wro bepaalt dat wanneer binnen de beroepstermijn van zes weken een schorsingsverzoek is ingediend, deze indiening zelf reeds schorsende werking van het gehele plan tot gevolg heeft, totdat op het verzoek is beslist.
Mocht een verzoek tot een voorlopige voorziening worden toegewezen, dan blijft deze gelden, totdat ofwel de bestuursrechter uitspraak heeft gedaan in de hoofdzaak, ofwel het beroep is ingetrokken of de termijn voor beroep ongebruikt is verstreken.
Pjotr Lanting is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.