Praktijkgebieden:
Met ingang van 1 januari 2013 is de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector in werking getreden. Voor zorginstellingen is het nog even afwachten – vallen zij onder regime 1 of regime 2. Oftewel: geldt voor hen het wettelijk geregelde maximum salaris of houden zij een sectorale bezoldigingsnorm? Volgende week doet de rechter namelijk uitspraak in een kort geding waarin de Vereniging van bestuurders in de zorg (NVZD) deze vraag centraal stelde. De NVZD bepleitte daarin dat de wetgever bij de vaststelling van de nieuwe wet haar beoordelingsmarge te buiten is gegaan door de zorginstellingen alsnog van regime 2 naar regime 1 te verschuiven. Volgens de zorgbestuurders is een dergelijke verschuiving gelet op de uitgangspunten en omstandigheden niet alleen onbegrijpelijk maar ook onnodig. Na invoering van de eigen Beloningscode is er namelijk al een flinke slag gemaakt in het terugdringen van excessieve beloningen van bestuurders. De zorgbestuurders hebben daarom de rechter gevraagd te bepalen dat de wet buiten toepassing wordt gelaten voor zorginstellingen, zodat zij hun eigen Beloningscode kunnen handhaven.
Wijst de rechter die vordering af, dan vallen ook de zorginstellingen onder de wet en gelden voor hen dezelfde regels als die voor de andere publieke instellingen uit regime 1 gelden (waaronder provincies, gemeenten, scholen voor primair onderwijs). Dit betekent dat ook voor die topfunctionarissen een beloningsgrens gaat gelden van 187.340,- vermeerderd met de sociale verzekeringspremies, 8.069,- wegens onkostenvergoedingen en 33.190,- wegens voorzieningen ten behoeve van beloningen betaalbaar op termijn (zie artikel 2.3 van de wet). Het begrip “topfunctionarissen” is in de wet overigens ruim geformuleerd; het gaat hierbij dus niet alleen om de officiële bestuurders van de instelling. De beloningsgrens geldt namelijk voor leden van de hoogste uitvoerende en toezichthoudende organen alsmede de hoogst onderschikte of de leden van de groep hoogste onderschikten aan dat orgaan of degene of degenen belast met de dagelijkse leiding. Wat de regulering van ontslagvergoedingen betreft maakt de wet overigens geen onderscheid tussen regime 1 en 2. Voor de topfunctionarissen van beide instellingen geldt wat dat betreft een maximum van 75.000 euro bij een fulltime dienstverband (artikelen 2.10 en 3.7 van de wet).
Voor afwijkende afspraken is het van belang om goed naar het overgangsrecht te kijken. In zijn algemeenheid kan worden gezegd dat voor afspraken die al langere tijd gelden, een overgangsperiode geldt van vier jaar, waarna deze in een periode van drie jaar moet worden afgebouwd. Gaat het om afspraken die zijn gemaakt nadat het wetsvoorstel eind 2011 door de Tweede Kamer werd aangenomen, dan geldt dit overgangsrecht in principe niet. Wie echter precies wil weten hoe zijn situatie eruitziet, zal de betreffende beloningsafspraken tegen het tien-onderdelen tellende overgangsrecht moeten aanhouden. Alleen dan kan worden beoordeeld of en welke gevolgen de wet in een individueel geval heeft. Ons kantoor kan daar uiteraard over adviseren.
Daar waar het overgangsrecht wat de beloning betreft een ruimere overgangsperiode geeft, geldt de plicht tot openbaarmaking van de beloningsgegevens vanaf 1 januari 2013. Hierbij gaat het zowel om iedere (gewezen) topfunctionaris als om iedere medewerker wiens beloning boven het wettelijk maximum uitkomt. En ook de hogere ontslagvergoedingen, ongeacht of dit een topfunctionaris betreft of niet, dienen in de financiële jaarstukken te worden vermeld. Publicatie van deze informatie gebeurde deels al, maar met (de aandacht voor) deze nieuwe wet zal ook hier hoogstwaarschijnlijk wel met een vergrootglas naar worden gekeken.
Femke van Ooijen is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied column.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.