Praktijkgebieden: Bestuursrecht
In de Algemene wet bestuursrecht is in artikel 8:88 lid 1 bepaald dat op verzoek van partijen een onherroepelijk geworden uitspraak alleen kan worden herzien als aan drie cumulatieve voorwaarden is voldaan: het dient te gaan om feiten en omstandigheden die hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak, die bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en die – waren zij bij de rechter eerder bekend geweest – tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
In uitspraken van 24 augustus 2011, 28 december 2011 en 15 augustus 2012 beoordeelt de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State verzoeken tot herziening van een onherroepelijke einduitspraak in een tussenuitspraak echter louter aan het criterium ‘zeer uitzonderlijk geval'. De Afdeling overweegt namelijk dat onder zeer uitzonderlijke gevallen kan worden terugkomen op een in de tussenuitspraak gegeven oordeel. Nou zou gesteld kunnen worden dat per definitie sprake is van een zeer uitzonderlijk geval wanneer wordt voldaan aan de criteria van 8:88 Awb. Het lijkt echter niet uitgesloten dat ook andere dan de omstandigheden uit artikel 8:88 Awb kunnen leiden tot zeer uitzonderlijke gevallen. Op 7 en 21 november jl. heeft de Afdeling deze lijn nog eens bevestigd.
Met het toetsingscriterium ‘zeer uitzonderlijk gevallen' lijkt de Afdeling op te schuiven naar een wellicht wat ruimere benadering, zoals die ook in het civiele recht wordt toegepast. In jurisprudentie van de Hoge Raad is bepaald dat de civiele rechter bevoegd is over te gaan tot heroverweging van een niet in een einduitspraak vervatte eindbeslissing wanneer die berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag. Partijen moeten wel de gelegenheid hebben gekregen zich daarover uit te laten. Dit leerstuk is geïntroduceerd ter voorkoming dat een einduitspraak op ondeugdelijke grondslag gedaan zou worden en dient de goede procesorde.
Claudia Koenen is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.