Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
Degene wiens concurrentiebelang rechtstreeks is betrokken bij een besluit, is belanghebbende bij dit besluit. Dit bevestigde de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State onlangs in haar uitspraak d.d. 24 oktober 2012.
In de casus die tot deze uitspraak heeft geleid heeft de gemeenteraad van de gemeente Heerlen een ontwerp-bestemmingsplan ter inzage gelegd. Het ontwerp-bestemmingsplan voorziet in een planologische regeling voor twee bestaande illegale supermarkten en een drogisterij. De raad blijft echter in gebreke tijdig het bestemmingsplan definitief vast te stellen. Een exploitant van onder meer een tankstation met supermarkt, ongeveer 90 meter gelegen vanaf het perceel waar het ontwerp-bestemmingsplan op ziet, heeft de raad vervolgens meegedeeld dat de raad in gebreke is tijdig een besluit te nemen omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan. Vervolgens heeft de exploitant beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van het besluit omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan en de Afdeling verzocht de raad op te dragen om binnen een bepaalde termijn alsnog te besluiten.
De raad betoogt dat de exploitant niet-ontvankelijk is, omdat de exploitant niet kan worden aangemerkt als belanghebbende bij het bestemmingsplan. Daartoe voert de raad aan dat de afstand tussen het perceel en de bedrijfsgronden van de exploitant ongeveer 90 meter bedraagt en dat vanaf die locatie geen zicht bestaat op het betrokken perceel. De raad voert verder aan dat ook geen sprake is van een concurrentiebelang.
De Afdeling verwerpt het verweer van de raad. Volgens vaste jurisprudentie is degene wiens concurrentiebelang rechtstreeks is betrokken bij een besluit belanghebbende bij dit besluit. Dit is slechts het geval indien de onderneming in hetzelfde verzorgingsgebied en marktsegment werkzaam is als de in het plan voorziene bedrijvigheid. Dit geldt ongeacht de vraag of het concurrentiebelang bij het nemen van dit besluit een rol kan spelen.
Toepassing van voornoemd criterium brengt de Afdeling tot het oordeel dat de exploitant belanghebbende is. Vaststaat immers dat de exploitant onder meer een supermarkt exploiteert op een afstand van ongeveer 90 meter van het betrokken perceel, derhalve binnen hetzelfde verzorgingsgebied. Het besluit omtrent vaststelling van het bestemmingsplan zal eveneens betrekking hebben op supermarkten. Reeds gelet op het hiervoor beschreven concurrentiebelang zou de exploitant belanghebbende zijn bij het besluit omtrent vaststelling van het bestemmingsplan. Het betoog van de raad dat de exploitant niet als belanghebbende kan worden aangemerkt vanwege de afstand en het ontbreken van zicht is in dat geval niet relevant.
De raad voert voorts nog aan dat de exploitant niet-ontvankelijk is, omdat hij geen belang heeft bij het niet tijdig nemen van een besluit omtrent de vaststelling van het plan. Hiertoe betoogt de raad dat de exploitant juist niet wil dat een bestemmingsplan wordt vastgesteld en dat hij derhalve geen wijziging nastreeft van de juridische situatie.
De Afdeling verwerpt ook dit verweer en overweegt dat de exploitant niet alleen is gebaat bij het niet aanvaarden van het ontwerpbestemmingsplan door de raad, maar ook bij het al dan niet gewijzigd vaststellen daarvan. De exploitant wil met zijn beroep namelijk de impasse doorbreken die is ontstaan met de terinzagelegging van het ontwerpplan, omdat hierdoor niet handhavend wordt opgetreden tegen de aanwezigheid van de twee supermarkten en de drogisterij op het betrokken perceel zolang concreet zicht bestaat op legalisatie als gevolg van de terinzagelegging van het ontwerpplan.
De exploitant wenst daarom dat een besluit wordt genomen om het bestemmingsplan niet vast te stellen dan wel dat het plan al dan niet gewijzigd wordt vastgesteld, zodat hij daartegen rechtsmiddelen kan aanwenden om te bewerkstelligen dat het plan wordt vernietigd. In die situaties bestaat immers niet langer concreet zicht op legalisatie van het gebruik waarna daartegen in beginsel handhavend zal moeten worden opgetreden. Reeds hierom heeft de exploitant belang bij het instellen van beroep tegen het uitblijven van een besluit door de raad omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan.
De Afdeling concludeert dat de exploitant belanghebbende is hetgeen meebrengt dat de raad alsnog dient te beslissen omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan.
Yordy Soffner is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.