Praktijkgebieden: Ambtenarenrecht, Arbeidsrecht
Het niet toelaten tot een Management Developmenttraject (MD-traject) is voor de ambtenaar een besluit waartegen hij bezwaar kan maken. Dat heeft de Centrale Raad van Beroep in een uitspraak van eerder dit jaar bevestigd.
De betrokken ambtenaar, werkzaam bij defensie, had de weigering ter discussie gesteld door hiertegen een bezwaarschrift in te dienen. De Commandant der Zeestrijdkrachten verklaarde dat bezwaar niet-ontvankelijk, zodat er geen verdere inhoudelijke discussie volgde. De rechtbank Den Haag volgde het standpunt van de commandant. De brief waarin betrokkene was medegedeeld dat de Management Development Commissie Onderofficieren hem niet als MD-er had geïdentificeerd was volgens de rechtbank geen op rechtsgevolg gericht rechtspositioneel besluit in de zin van artikel 1:3 Awb. Door de brief verandert er namelijk niets voor de ambtenaar, aldus de rechtbank, en hij kan zijn belangstelling voor openstaande functies kenbaar blijven maken. Pas op het moment dat het niet-identificeren voor het MD-traject (mede) ten grondslag wordt gelegd aan een rechtspositioneel besluit, is het moment aangebroken om ook dat niet-identificeren formeel aan te vechten.
De Centrale Raad van Beroep komt tot een ander oordeel. Bepalend voor de kwalificatie als besluit is dat betrokkene voor een aantal functies in principe niet meer in aanmerking komt. Die functies zijn namelijk aangewezen als functies die in het kader van de loopbaanontwikkeling van MD-ers noodzakelijk worden geacht voor het opdoen van ervaring. MD-ers hebben gelet daarop in beginsel voorrang boven niet MD-ers als deze functies worden ingevuld. Daardoor hebben niet-MD-ers, zoals de commandant heeft erkend, minder doorgroeimogelijkheden. Hiermee is volgens de Raad sprake van een onmiskenbaar rechtsgevolg van rechtspositionele aard. Dit leidt tot de conclusie dat de commandant alsnog inhoudelijk moet beslissen op het in 2009 ingediende bezwaar.
Inmiddels zijn we natuurlijk drie jaar verder, en is het de vraag hoe in dit specifieke geval de loopbaanontwikkeling inmiddels is geweest. Het is niet uitgesloten dat de zaak op termijn tot verdere rechtspraak leidt – die zal dan gaan over de beslissing zelf, en over de vraag of de rechter die volledig zal toetsen, dan wel slechts marginaal.
Femke van Ooijen is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.