Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Zoals bekend moet een werkgever zorgen voor een veilige werkomgeving voor zijn personeel. Negatief geformuleerd: als de werkgever dat niet doet is hij aansprakelijk voor de schade die de werknemer lijdt uit een bedrijfsongeval. In procedures over bedrijfsongevallen spelen vaak één van de volgende twee aspecten: is hier sprake van een werksituatie en zo ja, heeft de werkgever voldoende aan veiligheid gedaan?
Die eerste vraag is niet zo ingewikkeld als het gaat om een glazenwasser die van een ladder valt, maar het is niet altijd zo duidelijk. Is een bedrijfsuitje werk? Een relevante vraag omdat op die uitjes wordt gezwommen, met terreinauto's gereden, gerolschaatst – allemaal dingen die aanzienlijk gevaarlijker zijn dan achter een bureau zitten. Het zijn bovendien activiteiten waarbij het voor de werkgever vrijwel onmogelijk is om voor een volstrekt veilige situatie te zorgen, dus áls het “werk” is, hangt (de verzekeraar van) de werkgever meestal.
De casus waarin onlangs een uitspraak werd gepubliceerd ligt nog weer anders: daar ging het om gedrag van werknemers tijdens hun pauze. Twee werknemers zijn wat met elkaar aan het dollen, de een geeft de ander een duw en die ander komt ongelukkig ten val. Beide vragen komen hier aan de orde. Is dit werk? Ja, oordeelt de rechter: de werksfeer maakt deel uit van de arbeidsomstandigheden. Dat betekent dat vraag twee zich aandient, namelijk de vraag of de werkgever voldoende heeft gedaan aan de veiligheid. En daar blijkt maar weer eens hoezeer deze aansprakelijkheid een risicoaansprakelijkheid is: de rechter vindt dat de werkgever onvoldoende heeft gedaan aan veiligheid op dit punt, en dus aansprakelijk is. De rechter is van oordeel dat een uitgelaten sfeer onder werknemers kan leiden tot veiligheidsrisico's, en dat die risico's voorzienbaar zijn. En om die reden had de werkgever daar op moeten anticiperen, ofwel door aan te geven waar de lunch gebruikt kan worden, dan wel door een instructie aan werknemers “om zich in het kader van ‘collegiaal dollen' te onthouden van fysiek contact”.
U zou uw risico-inventarisatie er eens op na kunnen zoeken, maar ik ga er zonder meer van uit dat daarin geen richtlijnen zullen staan over collegiaal dollen. Ik kan me evenmin voorstellen dat zo'n richtlijn echt zou leiden tot ander gedrag bij de werknemers, tenzij de richtlijn strak wordt gehandhaafd. Al met al kan ik me ook niet goed voorstellen dat het bij deze uitspraak zal blijven; alle reden, lijkt me, voor (de verzekeraar van) de werkgever om in appèl te gaan. En toch is voor een werkgever aan te raden zo nu en dan eens kritisch om zich heen te kijken naar wat er gebeurt op de werkvloer – en in de pauze.
Arco Siemons is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.