Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden
In de Faillissementswet is een aantal bepalingen opgenomen met betrekking tot de faillissementspauliana. Artikel 42 Fw is het overkoepelende artikel, waarin is bepaald dat de curator ten behoeve van de boedel een rechtshandeling buitengerechtelijk kan vernietigen. Het moet hier dan gaan om een rechtshandeling die de schuldenaar (de latere failliet) vóór de faillietverklaring onverplicht heeft verricht en waarvan deze bij dit verrichten wist of behoorde te weten dat daarvan benadeling van de schuldeisers het gevolg zou zijn.
Indien de rechtshandeling waardoor de schuldeisers zijn benadeeld, is verricht binnen een jaar voor de faillietverklaring en de schuldenaar (de latere failliet) zich niet al voor de aanvang van die termijn daartoe had verplicht, wordt vermoed dat niet alleen de schuldenaar maar ook de schuldeiser wist of behoorde te weten dat deze rechtshandeling benadelend zou zijn voor de overige schuldeisers. Ingevolge artikel 43 Fw geldt dit voor bepaalde overeenkomsten en rechtshandelingen door bepaalde personen verricht, waaronder bijvoorbeeld de echtgenoot of bestuurder.
Volgens artikel 45 Fw geldt in ieder geval dat bij rechtshandelingen die door de schuldenaar om niet zijn verricht binnen een jaar voor de faillietverklaring, en daarvan benadeling voor de schuldeisers het gevolg is, wordt vermoed dat de schuldenaar (de latere failliet) wist of behoorde te weten dat deze benadeling van de schuldeisers het gevolg van de rechtshandeling zou zijn. De bewijslast ligt dan dus bij de failliet.
In bovengenoemde artikelen betrof het rechtshandelingen die onverplicht zijn aangegaan. De schuldenaar had dus geen verplichting om de rechtshandeling te verrichten.
Voor verplichte rechtshandelingen is artikel 47 Fw voorzien. Hierin is bepaald dat de curator een rechtshandeling waarbij door de schuldenaar aan een opeisbare schuld wordt voldaan, alleen dan kan vernietigen wanneer i) hij aantoont dat degene die de betaling ontving wist dat het faillissement reeds was aangevraagd, ofwel ii) dat hij aantoont dat de betaling het gevolg was van overleg tussen de schuldenaar en de schuldeiser, dat ten doel had laatstgenoemde door die betaling boven andere schuldeisers te begunstigen.
De curator kan dus verscheidene rechtshandelingen verricht door de failliet (de eerdere schuldenaar) vernietigen. Mocht u een faillissement in het zicht hebben en niet weten of u bepaalde rechtshandelingen nog mag verrichten, wij adviseren u daar graag over.
Rosemarie Franken is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bedrijven in moeilijkheden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.