Praktijkgebieden: Bouwrecht
In juni van dit jaar heeft het Hof Den Haag een interessant arrest gewezen over de bevoegdheid van de opdrachtgever de aannemingsovereenkomst op te zeggen.
Zowel in het BW (art. 7:764) als in de UAV (§ 14 lid 7) is bepaald dat de opdrachtgever te allen tijde bevoegd is de aannemingsovereenkomst geheel of gedeeltelijk op te zeggen (in de UAV heet dat dan: beëindiging door opdrachtgever van het werk in onvoltooide staat). Een opdrachtgever dacht in appel slim te zijn door naast ontbinding van de overeenkomst wegens wanprestatie door de aannemer, subsidiair aan te voeren, voor het geval het beroep op wanprestatie niet zou slagen, dat hij de overeenkomst opzegt op grond van art.7:764 BW.
Deze vlieger ging echter niet op.
Nadat ook het Hof in appel had geoordeeld dat er van de zijde van de aannemer geen sprake was van wanprestatie, kwam de subsidiaire vordering van de opdrachtgever met betrekking tot de opzegging aan de orde. De aannemer had daartegen ingebracht dat de opdrachtgever niet heeft opgezegd, maar heeft getracht niet rechtsgeldig te ontbinden.
Het Hof oordeelde dat in het midden kan blijven of de handelingen van de opdrachtgever als opzegging kunnen worden aangemerkt. Het Hof haalt de rechtsgeschiedenis aan, en stelt dat de in art.7:764 BW neergelegde bevoegdheid van de opdrachtgever om de overeenkomst op elk gewenst moment op te zeggen, op de gedachte berust dat het mogelijke belang van de opdrachtgever bij niet-voortzetting van het werk groter is dan het belang van de aannemer bij voltooiing ervan, zolang de aannemer er financieel maar niet op achteruit gaat.
In dit geval, zo overwoog het Hof verder, was het motief van de beëindiging van de overeenkomst gelegen in het verwijt van de opdrachtgever dat de aannemer zijn werk niet goed uitvoerde, en nu dit verwijt geen stand houdt, vermag het Hof dan ook niet in te zien dat de opdrachtgever een groter belang had bij staking van de werkzaamheden dan de aannemer bij voortzetting ervan.
Conclusie: wanneer een opdrachtgever een aannemingsovereenkomst wil ontbinden op grond van wanprestatie van de aannemer, dan kan hij niet zeggen, indien dit beroep op wanprestatie niet slaagt, dan zeg ik de aannemingsovereenkomst maar op, daar ik die bevoegdheid toch te allen tijde heb.
Lijkt mij geheel en al juist, en ook in overeenstemming met het rechtsgevoel.
Charles Smit is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bouwrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.