Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
De Hoge Raad heeft zich weer uitgesproken over het verplichte pensioenontslag van verkeersvliegers. In vervolg op onze eerdere berichten hierover, zal ik de overwegingen van de Hoge Raad hieronder bespreken. De vastgestelde pensioenleeftijd van verkeersvliegers is conform de CAO voor KLM-vliegers 56 jaar. In 2004 heeft de Hoge Raad overwogen dat geen sprake is van leeftijdsdiscriminatie bij gedwongen pensionering op die leeftijd. De argumenten van KLM waren doorstroming van personeel, het feit dat veel arbeidsvoorwaarden op deze vroege pensionering gebaseerd waren en het feit dat de vastgestelde pensioenleeftijd beruste op collectieve afspraken. De Hoge Raad achtte deze argumenten voldoende rechtvaardiging voor een onderscheid naar leeftijd. Deze beslissing was nog niet gebaseerd op de Wet Gelijke Behandeling Leeftijd bij de Arbeid (WGBL), die in 2004 is ingevoerd. Ondanks de invoering van de WGBL en de maatschappelijk discussie die gericht is op participatie van ouderen in de arbeidsmarkt is naar het oordeel van de Hoge Raad het vervroegde pensioenontslag nog steeds gerechtvaardigd.
De Wet Gelijke Behandeling Leeftijd bij de Arbeid (WGBL) is een uitwerking van een EG-richtlijn. Deze wet verbiedt onderscheid op grond van leeftijd bij het aangaan en beëindigen van een arbeidsovereenkomst. Er is expliciet geen sprake van leeftijdsdiscriminatie bij een in arbeidsovereenkomst of CAO vastgestelde pensioenleeftijd, mits daarmee wordt bedoeld de AOW-leeftijd, of een hogere leeftijd. Voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst bij het bereiken van een vastgestelde eerdere pensioenleeftijd (voor piloten 56 jaar) is een objectieve rechtvaardiging vereist.
Vijf KLM piloten hadden in 2007 de rechter gevraagd om het pensioenontslag waarin de CAO voorziet, expliciet te toetsen aan de WGBL. Volgens de kantonrechter leidde toetsing op basis van de WGBL niet tot een ander oordeel dan dat van de Hoge Raad in 2004. Het Hof en de Hoge Raad bevestigden de uitspraak van de kantonrechter. De Hoge Raad overweegt dat het verplichte pensioenontslag van 56-jarige piloten geen verboden leeftijdsonderscheid oplevert. De Hoge Raad aanvaardt de objectieve rechtvaardiging die KLM aanvoert, te weten het doel om – met onder andere het verplichte pensioenontslag – een regelmatige en voorspelbare doorstroming van piloten, kostenbeheersing en een evenwichtige personeelsopbouw te bereiken. Hiermee sluit de Hoge Raad aan bij het Europese Hof dat doorstroming op de arbeidsmarkt een legitiem doel acht, in tegenstelling tot het doel van de veiligheid van het luchtverkeer, omdat dat geen verband houdt met doelstellingen van sociaal beleid. Bovendien doet het door KLM aangevoerde doel niet op excessieve wijze afbreuk aan de belangen van de werknemers die de verplichte pensioenleeftijd bereiken, aangezien de piloten niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij na die leeftijd niet meer elders als piloot kunnen werken en/of dat zij tijdens het verplichte pensioen over onvoldoende inkomen zouden beschikken. Ten slotte bevestigt de Hoge Raad de uitleg van artikel 7:667 lid 1 Burgerlijk Wetboek, waarin is bepaald dat een arbeidsovereenkomst van rechtswege kan eindigen door het verstrijken van een overeengekomen tijd. Dit artikel geldt niet alleen voor overeenkomsten van bepaalde tijd, maar tevens voor overeenkomsten voor onbepaalde tijd, zoals van de piloten. Hun arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd eindigt van rechtswege bij het bereiken van de 56-jarige leeftijd. De eisen van de KLM piloten zijn nu ook in hoogste instantie afgewezen.
Maartje Oliemans-Ouwehand is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.