Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
Ook de hoogste bestuursrechter heeft nu geoordeeld dat short stay (kort wonen) een woningonttrekking in de zin van de Huisvestingswet is. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft dat in haar uitspraak van 5 september 2012 uitgemaakt.
Short stay is het structureel verhuren van woonruimte voor korte periodes (van minimaal één week tot maximaal zes maanden). Short stay mag alleen met vergunning. Op grond van de Huisvestingsverordening kan er een tijdelijke vergunning voor woningonttrekking voor short stay worden gevraagd en verleend.
In hoger beroep was aangevoerd dat short stay geen tijdelijke woningonttrekking is. De Afdeling volgt dat betoog niet. Onder verwijzing naar de geschiedenis van de totstandkoming van de Huisvestingswet overweegt zij dat het bestemd zijn van woonruimte voor bewoning in de zin van de Huisvestingswet een zekere duurzaamheid vereist, in die zin dat de intentie moet bestaan om gedurende langere tijd hoofdverblijf in de betrokken woonruimte te hebben.
De Afdeling oordeelt dat de uitleg die het Dagelijks Bestuur aan het begrip bewoning in de zin van de Huisvestingswet geeft, niet onredelijk is. Daartoe overweegt zij dat in het geval van short stay de voormelde duurzaamheid ontbreekt. De Afdeling is niet gevoelig voor het argument dat de zogenoemde expats hun hoofdverblijf in de short stay woningen hebben en vaak ook zijn ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie. Volgens de Afdeling doet dat niets af aan de bestemming voor verblijf gedurende een kortere periode. Een verblijf tot zes maanden is kennelijk per definitie niet “gedurende langere tijd” en geen duurzame bewoning.
Met deze uitspraak staat nu hoe dan ook rechtens vast dat short stay vergunningen geoorloofd zijn. De Amsterdamse short stay vergunning is daarmee een feit geworden.
Claudia Koenen is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.