Praktijkgebieden: Incasso, beslag en executie
Vorige week werd op deze weblog reeds geschreven over de schorsende werking bij verjaring van dwangsommen. Daarbij werd de uitspraak van de Hoge Raad besproken waarbij is geoordeeld dat de schorsing van de tenuitvoerlegging van de dwangsom door een voorzieningenrechter ex art. 438 lid 2 Rv een wettelijk beletsel vormt zoals vermeld in art. 611g lid 2 Rv.
Op dezelfde dag deed de Hoge Raad nog een uitspraak over dit onderwerp. Het betrof hier een uitspraak waarin werd geoordeeld dat de verjaring van dwangsommen niet wordt geschorst door het instellen van een rechtsmiddel tegen de veroordeling waarbij de dwangsommen zijn opgelegd.
De casus is als volgt. A is door de voorzieningenrechter bij vonnis van 20 december 2007 veroordeeld tot het hervatten van leveringen van biodiesel, bij gebreke waarvan een dwangsom wordt verbonden van € 10.000 per dag. B heeft het vonnis direct aan A betekend en daarbij het bevel gedaan om aan de inhoud van het vonnis te voldoen op straffe van verbeurte van de dwangsom.
A heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak. Bij arrest van 14 mei 2008 heeft het Hof het vonnis bekrachtigd. B heeft bij brief van 18 augustus aanspraak gemaakt op de verbeurde dwangsommen (aangezien A blijkbaar nog niet de leveringen had hervat).
In de onderhavige procedure vordert B een veroordeling van A om de verbeurde dwangsommen te betalen. A heeft zich verweerd met een beroep op verjaring op grond van artikel 611g lid 1 Rv, dat bepaalt dat een dwangsom verjaart door verloop van zes maanden na de dag waarop zij is verbeurd. B zou de verjaring niet tijdig hebben gestuit.
De Rechtbank heeft dit beroep op verjaring gegrond geoordeeld. Het Hof heeft het vonnis vernietigd en geoordeeld dat artikel 3:324 lid 2 BW van toepassing is op de verjaring van artikel 611g lid 1 Rv. Artikel 3:324 lid 2 BW bepaalt dat de termijn van de verjaring van de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van een rechterlijke uitspraak in geval van aanwending van een rechtsmiddel tegen die uitspraak eerst begint met de aanvang van de dag, volgende op die waarop het geding daarover is geëindigd. Volgens het Hof zou dus de verjaringstermijn van zes maanden (conform art. 611g lid 1 Rv) pas gaan lopen op 14 mei 2008, de dag waarop het Hof arrest had gewezen. En die verjaringstermijn was nog niet verlopen.
De Hoge Raad oordeelt dat artikel 3:324 lid 2 BW niet van toepassing is, omdat deze bepaling ziet op de verjaring van de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van een rechterlijke uitspraak en niet op de verjaring van een rechtsvordering tot betaling van verbeurde dwangsommen. Dwangsommen worden eerst verbeurd door de niet naleving van de veroordeling in verband waarmee zij zijn opgelegd. De aanspraak op betaling betreft een zelfstandige vordering met een eigen geregelde verjaring (in artikel 611g lid 1 Rv). De ratio van dit artikel is dat de dwangsom tot doel heeft een prikkel te zijn tot nakoming van een uitspraak. Binnen korte tijd na het verbeuren ervan moet aanspraak gemaakt worden op betaling ervan. Met deze ratio van de korte verjaringstermijn valt niet in overeenstemming te brengen dat met het instellen van een rechtsmiddel de verjaring pas zou gaan lopen nadat op dit rechtsmiddel is beslist. Degene die is veroordeeld, kan dan dus op een veel later moment dan na een half jaar voor het eerst worden aangesproken tot betaling van beweerdelijk verbeurde dwangsommen. En dat is dus volgens de Hoge Raad niet de bedoeling.
Rosemarie Franken is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied incasso.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.