Praktijkgebieden: Ambtenarenrecht, Arbeidsrecht
Bij de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) wordt een roulatiesysteem ingevoerd voor het vertegenwoordigen van de RvdK op zittingen. Waar die zittingen eerst door twee raadsonderzoekers werden gedaan, worden deze met ingang van 1 januari 2010 verdeeld over een groter aantal raadsonderzoekers op basis van een tweejaarlijks roulatieschema.
Eén van de betrokkenen kan zich hier niet in vinden. Hij is weliswaar aangesteld als raadsonderzoeker, maar de taak om daarnaast tevens de RvdK op zittingen te vertegenwoordigen is hem al in 2002 opgedragen. Die taak neemt circa een dag per week in beslag, en hij ontvangt hiervoor een toelage. Bij besluit van 6 oktober 2009 wordt de wijziging aan betrokkene bekend gemaakt. Hem wordt medegedeeld dat zijn functie structureel wordt gewijzigd in die zin dat de werkzaamheden als zittingsvertegenwoordiger niet langer aan hem worden opgedragen, en dat zijn toelage wordt ingetrokken.
De ambtenaar maakt hiertegen bezwaar en stelt vervolgens beroep en hoger beroep in, maar zonder succes. De Centrale Raad van Beroep gaat er niet in mee dat het besluit een opheffing van de functie van betrokkene inhoudt, en dat dit besluit overeenkomstig zou moeten worden getoetst. Naar het oordeel van de Raad betreft het (slechts) het laten rouleren van een taak onder een grotere groep raadsonderzoekers; de functie van de ambtenaar blijft dus bestaan. Ook is er geen sprake van een reorganisatie in de zin van het ARAR, aangezien het roulatiesysteenm niet leidt tot een wijziging van de organisatiestructuur of van de omvang of de taakinhoud van het dienstonderdeel.
De Raad beoordeelt vervolgens of het besluit, bij afweging van alle betrokken belangen, in redelijkheid niet had kunnen worden genomen. Daarbij geldt allereerst het uitgangspunt dat een bestuursorgaan volgens vaste rechtspraak van de Raad vrij is om zijn organisatie naar eigen inzicht in te richten. Daarbij worden de verschillende belangen tegen elkaar afgewogen. De afweging dat de organisatiebelangen zwaarwegender zijn dan het persoonlijke belang van appellant om de taak van zittingsvertegenwoordiger structureel te kunnen blijven uitvoeren, blijft bij de Raad overeind.
De vrijheid om een organisatie naar eigen inzicht in te richten, wordt met deze uitspraak weer eens geillustreerd. Daarbij blijft het natuurlijk wel altijd van belang om besluiten goed te motiveren en tijdig aan betrokkenen kenbaar te maken, zodat er ook daadwerkelijk een belangenafweging kan plaatsvinden.
Femke van Ooijen is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.