Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden
Al eerder verscheen op deze website een blog met de strekking dat het beroep van de echtgeno(o)t(e) van de borg op vernietiging, nu hij of zij niet heeft meegetekend, zeer gunstig voor de borg kan uitpakken. In beginsel behoort deze namelijk mee te tekenen. Gebeurt dat niet, dan is de borgstelling vernietigbaar en gaat de borg vrijuit.
In de genoemde bijdrage werd ook geschreven over een uitzondering op die regel. Zijn of haar toestemming is op grond van artikel 1:88 lid 5 BW niet vereist, indien de borg wordt gesteld door een bestuurder van een vennootschap die daarvan alleen of met zijn medebestuurders de meerderheid van de aandelen houdt, mits de borg wordt gesteld ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf van die vennootschap.
Daarbij werd een voorbeeld aangehaald van een borgstelling die niet was mede-ondertekend door de echtgenote van de bestuurder. De bestuurder bezat 50% van de aandelen in de vennootschap. De rechtbank Haarlem oordeelde voor dat geval dat 50% geen meerderheidsbelang is, en dat de uitzonderingsregel daarmee niet van toepassing is.
Over diezelfde regel werd onlangs weer een uitspraak gedaan, ditmaal door het Hof Amsterdam. De zaak betrof het volgende. Accountant A is bestuurder en enig aandeelhouder van een holdingmaatschappij (Beheer B.V.). De Beheer B.V. houdt – via haar 50% dochtervennootschap – aandelen in een vijftal werkmaatschappijen. De hele groep werd gefinancierd door Rabobank. Beheer B.V. had zich ten behoeve van de bank borg gesteld voor de verplichtingen van haar dochtermaatschappij. Accountant A had zich tot een bedrag van € 75.000,- jegens de bank borg gesteld voor de nakoming van de verplichtingen van Beheer B.V. jegens de bank.
Op enig moment gaat de dochtervennootschap failliet. Beheer B.V. komt, als borg voor de dochtervennootschap, haar verplichtingen jegens de Rabobank niet na. Omdat accountant A zich borg had gesteld voor zijn Beheer B.V., wordt hij door de bank aangesproken tot betaling. Accountant A is gehuwd, en zijn echtgenote heeft de borgstelling kennelijk niet mede-ondertekend en roept dus de vernietiging van de borgstelling in. Gaat dit op?
In dit geval niet: Accountant A is immers bestuurder en 100% aandeelhouder van de Beheer B.V. Daarnaast betrof het een borgstelling in de normale uitoefening van het bedrijf. De echtgenote had niet meegetekend, maar hoefde dat, op grond van de uitzondering van artikel 1:88 lid 5 BW, dus ook niet te doen. Het beroep op vernietiging gaat niet op.
Sascha Guillaume is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bedrijven in moeilijkheden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.