Praktijkgebieden:
Door een wijziging van de Wet op de Inkomstenbelasting per 1 januari 2012 is de zeer aantrekkelijke mogelijkheid ontstaan om partneralimentatie ‘netto' af te kopen. Dit is bij de planning van de gevolgen van een echtscheiding een belangrijk instrument, dat veel geld kan schelen. Er zijn wel strikte voorwaarden voor en het is van belang om vóór het uiteengaan al een advocaat te raadplegen. De gunstige afkoop kan alleen plaatsvinden, als partijen in het jaar van de betaling van de afkoopsom in het kader van de scheiding nog wel, al is het maar even, fiscaal partner zijn. Indien in de aangifte zowel de door de alimentatiegerechtigde ontvangen som als de aftrekpost van de alimentatieplichtige aan de alimentatiegerechtigde worden toegerekend, heeft de afkoop voor geen van beide partijen invloed op de verschuldigde inkomstenbelasting.
De partneralimentatie staat de laatste tijd sowieso weer in de belangstelling. Verschillende politici hebben aangegeven de termijn te willen verkorten. In 1994 werd de maximale duur van de partneralimentatie verkort van ‘levenslang' tot 12 jaar, maar maatschappelijke opvattingen blijven nu eenmaal veranderen.
Maximaal 12 jaar is lang. Is dat terecht? Er wordt steeds meer gehamerd op de eigen verantwoordelijkheid en de zelfstandigheid van de vrouw. De overheid stimuleert en subsidieert dat al op vroege leeftijd. Blijven werken, eventueel in deeltijd, wordt bevorderd en is steeds meer de norm, ook voor moeders met jonge kinderen.
Van vrouwen wordt dus eigenlijk verwacht, dat zij genoemde verantwoordelijkheid ook daadwerkelijk nemen. De gedachte van een financiële afhankelijkheid van de vrouw, na en zelfs tijdens het huwelijk, doet voor zowel mannen als vrouwen ouderwets en achterhaald aan en moet dus op de schop.
Waarom staat in de wet een maximumduur van partneralimentatie van 12 jaar? Die staat er voor het ‘slechtste geval', waarbij de ouders scheiden wanneer het jongste kind net geboren is. De moeder heeft daarmee die eerste 12 levensjaren, tot en met de basisschool, wat meer speelruimte voor de zorg en hoeft niet daarnaast ook nog geheel in haar levensonderhoud te (gaan) voorzien.
Op rechters heeft die reden nooit veel indruk gemaakt. Of het jongste kind nu 0 of 12 is; het lijkt niets uit te maken voor de termijn, want de leeftijd van de kinderen is voor een rechter vrijwel nooit een reden om de termijn van 12 jaar te verkorten. Zelfs wanneer een vrouw geen kinderen heeft, of die kinderen zelfstandig zijn, is dat nauwelijks reden voor verkorting. Als de man wil dat de rechter de termijn waarover hij alimentatie aan zijn ex-vrouw betaalt limiteert, moet hij daarvoor in de procedure heel erg zijn best doen.
Om terug te komen op de wijzigingsplannen: de huidige praktijk, dat 12 jaar de norm is en niet een maximum dat afhankelijk is van de omstandigheden, kan niet de bedoeling van de wetgever zijn geweest in 1994. Behalve voor veel gespecialiseerde echtscheidingsadvocaten en mediators is de huidige praktijk ook voor veel politici een doorn in het oog: PvdA, D66, PVV, VVD willen nu een kortere termijn in de wet. Termijnen van drie, vijf en acht jaar worden al genoemd. Wordt het drie jaar (D66) of vijf jaar (PVV?)? Vast niet; dat lijkt wat kort in de Nederlandse verhoudingen. Veel echtscheidingsjuristen menen dat een rol moet spelen, in hoeverre de vrouw is gehinderd in het maken van carrière vanwege de rolverdeling tussen de echtgenoten. Want dat vrouwen in het algemeen veruit de meeste zorgtaken op zich nemen is nu eenmaal een gegeven.
Advocaten zullen, nu de maatschappelijke opvattingen kennelijk aan het keren zijn, in elk geval meer munitie hebben om de rechters nu al te overtuigen, dat 12 jaar als norm achterhaald is.
Tenslotte: ook over herziening van de berekening van de kinderalimentatie wordt momenteel zeer intensief gediscussieerd, want de huidige methode is voor velen onbevredigend. Waarschijnlijk zullen (ook) die richtlijnen dus binnen afzienbare tijd veranderen. De plicht tot betaling van kinderalimentatie loopt overigens in principe na de meerderjarigheid van de kinderen door en eindigt pas als de kinderen 21 zijn.
Clasien van de Pas – Rutgers van der Loeff is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied .
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.