Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden
De curator in een faillissement heeft een bijzondere positie. De curator is een mens van vlees en bloed en beheert in die hoedanigheid een eigen privévermogen. Op zijn eigen naam heeft hij een huis gekocht, een hypotheek afgesloten, een bankrekening geopend. Wordt de curator benoemd als curator, dan beheert hij ook een ander vermogen: dat van de failliete (rechts-)persoon. Die twee vermogens zijn in beginsel gescheiden. Beschikt de failliet over een woonhuis, dan zal de curator de leveringsakte moeten tekenen. De opbrengst komt op een speciale boedelrekening – op naam van de curator. Dit betekent niet dat die curator met de verkoopopbrengst van het woonhuis zijn eigen bankrekening mag spekken: de opbrengst valt in een eigen vermogen.
Als de curator handelt als curator (men noemt dat ook wel handelen q.q. of qualitate qua: in zijn hoedanigheid van), gaat er natuurlijk af en toe iets mis. Soms wordt door dit handelen een derde partij schade toegebracht, en wil die derde de curator hiervoor aansprakelijk houden. Uitgangspunt is dan: de curator handelde q.q. en kan dus ook alleen q.q. aansprakelijk gesteld worden. De curator hoeft niet te vrezen dat de derde zich zal verhalen op zijn woning en zijn bankrekening – de derde kan zich alleen verhalen op de failliete boedel.
In principe. In uitzonderingssituaties kan namelijk ook sprake zijn van persoonlijke aansprakelijkheid, de zogenaamde aansprakelijkheid pro se. Dit betekent dat de faillissementscurator met zijn privé-vermogen instaat voor de schade die ontstaat door zijn onrechtmatige handelingen. Wanneer is de curator pro se aansprakelijk? De Hoge Raad formuleerde op 19 april 1996 de zogenaamde Maclou-norm.
Bepalend is of een over voldoende inzicht en ervaring beschikkende curator die zijn taak met nauwgezetheid en inzet verricht, in de gegeven omstandigheden in redelijkheid tot de desbetreffende gedragslijn zou hebben kunnen komen. Voor persoonlijke aansprakelijkheid is vereist dat de curator ook persoonlijk een verwijt kan worden gemaakt van zijn handelen. Hij moet op het onjuiste van zijn handelen hebben ingezien, dan wel redelijkerwijze hebben behoren in te zien.In december 2011 heeft de Hoge Raad zich weer gebogen over de vraag of sprake was van aansprakelijkheid van de curator pro se. De heer X was op 12 december 2000 in staat van faillissement is verklaard. Tot de faillissementsboedel behoren het door de heer X gedreven restaurant, het woonhuis op de bovenverdiepingen van het restaurant, de inventaris van het restaurant en een behoorlijke wijnvoorraad. De curator werd er door de heer X van beschuldigd dat hij heeft verzuimd een zo hoog mogelijke boedelopbrengst na te streven. De heer X vordert onder meer schadevergoeding, omdat hij na afwikkeling van het faillissement met een restschuld bleef zitten.
De Hoge Raad overweegt dat de faillissementscurator wegens een onzorgvuldige uitoefening van zijn wettelijke taak tot beheer en vereffening van de boedel persoonlijk aansprakelijk kan zijn jegens degenen in wiens belang hij die taak uitoefent, te weten de (gezamenlijke) schuldeisers, en jegens derden met de belangen van wie hij bij de uitoefening van die taak rekening heeft te houden, zoals de gefailleerde. In beginsel komt de curator een ruime mate van vrijheid toe. De curator dient zich te richten naar het belang van de boedel, maar hij bepaalt hoe dat belang wordt gediend. Dit geldt dus ook voor de wijze waarop hij het actief te gelde maakt.
De Hoge Raad overweegt voorts dat, om te beoordelen of sprake is van aansprakelijkheid van de curator pro se, de Maclou-norm moet worden toegepast, en dat de toetsing aan die norm – mede gelet op de vrijheid van de curator – zeer terughoudend moet worden toegepast. In dit geval was de curator van de heer X niet pro se aansprakelijk.
Sascha Guillaume is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bedrijven in moeilijkheden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.