Praktijkgebieden: Bouwrecht
In het Tijdschrift voor Bouwrecht van deze maand staat een arrest gepubliceerd van de Hoge Raad van 20 januari van dit jaar, waarin de vraag aan de orde kwam of een wanprestatie van de onderaannemer jegens de hoofdaannemer een onrechtmatige daad oplevert jegens de opdrachtgever (TBR 2012/133).
Deze vraag, namelijk of wanprestatie in een contractuele relatie er toe leidt dat de wanprestant aansprakelijk is uit onrechtmatige daad jegens een nauw betrokken derde, is niet nieuw, en werd door de Hoge Raad eerder beantwoord in het arrest Vleesmeesters/Alog van 24 september 2004.
In het arrest van dit jaar houdt de Hoge Raad vast aan de eerder in Vleesmeesters/Alog uitgezette lijn. De Hoge Raad stelt dan ook voorop:
“Wanneer iemand zich contractueel heeft gebonden, waardoor de contractverhouding waarbij hij partij is in het rechtsverkeer een schakel is gaan vormen waarmee de belangen van derden, die aan dit verkeer deelnemen, in allerlei vormen kunnen worden verbonden, staat het hem niet onder alle omstandigheden vrij de belangen te verwaarlozen die derden bij de behoorlijke nakoming van het contract kunnen hebben.”
In casu ging het om een dakdekkersbedrijf dat bij de aanleg van een dak ronduit slecht werk had geleverd. Bovendien had het bedrijf kennelijk ernstig gefaald in het bevorderen van het herstel van het dak. Het Hof vond dit alles echter onvoldoende om tot het oordeel te kunnen komen dat sprake is van een onrechtmatige daad.
De Hoge Raad is het daarmee niet eens.
De Hoge Raad overweegt dat de onderaannemer in het algemeen binnen bepaalde grenzen rekening zal hebben te houden met de belangen van de opdrachtgever en de opdrachtgever zal in het algemeen erop mogen vertrouwen dat de onderaannemer dat doet. Een wanprestatie van de onderaannemer jegens de hoofdaannemer levert, zo overweegt de Hoge Raad verder, op zichzelf nog geen onrechtmatige daad jegens de opdrachtgever op, maar als de onderaannemer – ik parafraseer nu maar even – er inderdaad een potje van maakt, dan kan het zo zijn dat hij mede jegens de opdrachtgever onzorgvuldig te werk is gegaan en aldus heeft gehandeld in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer jegens de opdrachtgever betaamt. Anders gezegd: dan handelt hij jegens de opdrachtgever onrechtmatig.
Volgens mij een prima uitspraak, die de mogelijkheid van opdrachtgevers om onderaannemers die evident slecht werk leveren rechtstreeks aan te spreken aanzienlijk verruimt (vergelijk ook het artikel van Memelink en Lubach in dezelfde aflevering van het Tijdschrift voor Bouwrecht – TBR 2012/119).
Charles Smit is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bouwrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.