Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Het was tijd voor een koerswijziging, bij Het Brabants Orkest.Op basis van de Subsidieregeling culturele basisinfrastructuur zal het ontvangen van subsidie vanaf 2013 niet meer vanzelfsprekend zijn. En dus werd er nagedacht over de in te dienen subsidieaanvraag en, in het kader daarvan, een samenwerking met het Limburgs Symfonie Orkest. Op die manier zou er een symfonisch orkest voor Zuid-Nederland ontstaan, en dat werd in het belang van het orkest geacht.
Het bestuur van het orkest en de ondernemingsraad hebben lange tijd informeel en op overlegvergaderingen van gedachten gewisseld over verschillende toekomstvarianten. Zij zaten daarbij duidelijk niet op een lijn.Het bestuur heeft een extern bureau een “Businessplan” laten voorbereiden, en houdt de ondernemingsraad lange tijd voor dat er een officiele adviesaanvraag zal volgen. Dat advies wordt echter nooit gevraagd, terwijl het Businessplan wel als bijlage bij de subsisieaanvraag is gevoegd.
De ondernemingsraad laat het hier niet bij zitten en stelt beroep in bij de Ondernemingskamer, onderdeel van het Gerechtshof in Amsterdam. Die stelt de ondernemingsraad in het gelijk: het Businessplan is een besluit en geen beleidsvoornemen. Tot die conclusie komt de Ondernemingskamer na een uitgebreide samenvatting van wat in het plan is vervat. Door in het Businessplan te kiezen voor de variant van fusie van de orkesten is er een fundament gelegd voor de toekomst van het orkest.
“Weliswaar is de realisatie van hetgeen in het Businessplan staat afhankelijk van de vraag of het verzoek om subsidie zal worden toegewezen, maar dat brengt op zichzelf niet mee dat het Businessplan slechts het karakter draagt van een beleidsvoornemen. Integendeel, in het niet ondenkbare geval dat die subsidie wordt toegekend – hetgeen met de aanvraag en het daaraan ten grondslag liggende Businessplan wordt beoogd -, staat de koers van de organisatie grotendeels vast nu daarmee tevens de un het Businessplan opgenomen kostenstructuur en begroting, alsmede daarbij behorende (financiele) uitgangspunten zullen komen vast te liggen. Daarmee werpt het Businessplan zijn schadum zodanig vooruit dat het station van een beleidsvoornemen is gepasseerd en dat gesproken moet worden van een besluit. Dat het Businessplan nog nadere uitwerking zal behoeven en een bepaalde mate van onduidelijkheid in zich draagt, maakt dit niet anders.”
Deze uitspraak illustreert dat er bij documenten zoals een Businessplan, net zoals bijvoorbeeld bij intentieverklaringen, de vraag kan worden gesteld in hoeverre er al sprake is van een concreet plan. Een Businessplan zal niet altijd adviesplichtig zijn. Dat hangt van de daarin geregelde onderwerpen (artikel 25 lid 1 WOR) en de mate van concreetheid af. Hoe concreter de plannen zijn, des te eerder kan worden gesteld dat er sprake is van een besluit dat als een voornemen voor advies aan de ondernemingsraad moet worden voorgelegd. En dan uiteraard op een dusdanig moment dat het advies nog van wezenlijke invloed kan zijn op het te nemen besluit en/of de ondernemer de wachttijd of een procedure nog kan afwachten alvorens met de uitvoering kan (of moet) worden gestart.
Femke van Ooijen is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.